Kinderen met autisme spelen vaak volgens een vast script, ze hebben als het ware een vaste routine in hun spel. Het spel kan dan oppervlakkig blijven, ze kiezen voor dezelfde blokken en bouwen dezelfde toren. Of ze kiezen elke dag voor de auto's en sorteren deze op kleur.
Vaak hebben kinderen met autisme moeite met sociale contacten. Hier helpen rollenspelen goed bij. Samen spelen met poppen, bouwen, theeserviesje, keukentje, muziek maken, auto's... hiermee kunnen kinderen op een speelse manier contact maken met andere kinderen of met volwassenen.
Autisten die moeite hebben met het begrijpen van taal in het algemeen hebben ook moeite met het begrijpen van figuratieve taal in het bijzonder. Autisten die geen beperking hebben in het begrijpen van taal, hebben over het algemeen ook geen moeite met het begrijpen van metaforen, vergelijkingen en andere stijlfiguren.
Veel kinderen met autisme hebben een beperkt voorstellingsvermogen: iets moet voor hen zichtbaar en echt aanwezig zijn. Hun spel is eerder functioneel (bijvoorbeeld drinken uit het theeserviesje met echt water) dan fantasievol (doen alsof je wat drinkt).
Kinderen krijgen de diagnose autisme gemiddeld als ze vijf jaar oud zijn.
Persisterende vuistjes, weinig variatie in het bewegingspatroon, een te lage spierspanning: allemaal zaken die kunnen duiden op een afwijkende motorische ontwikkeling. Zo zijn er nog veel meer signalen om aan de bel te trekken. Kinderen maken na hun geboorte in hoog tempo stappen in hun motorische ontwikkeling.
Veel kinderen met autisme fladderen of springen heel opvallend. Of ze roepen woorden of maken piepende geluiden. Je zou denken dat ze er gelukkig van worden maar in tegendeel het is een uiting van stress/spanningen of overprikkeling of onderprikkeling.
De meeste kinderen met autisme hebben moeite met veranderingen. Plotselinge veranderingen kunnen bij hen vaak leiden tot heftige reacties, zoals driftbuien, blokkades en angstgevoelens. Het schakelen van de ene naar de andere taak of situatie vinden zij lastig.
Veel mensen met autisme geven aan grote moeite te hebben met het opmerken en interpreteren van non-verbale communicatie. Hierdoor kan het ontzettend lastig zijn om de boodschap die iemand probeert over te brengen, te begrijpen, wanneer diegene non-verbale signalen gebruikt en de dingen onduidelijk en indirect benoemt.
Sommige autistische mensen communiceren voornamelijk of alleen via gebarentaal of ondersteunende en alternatieve communicatiemiddelen, terwijl de meerderheid van de autistische mensen gesproken taal gebruikt . Het gebruik van gesproken taal door autistische mensen verschilt vaak van de manier waarop allistische (niet-autistische) mensen communiceren.
Simpel gezegd suggereert de theorie van het dubbele empathieprobleem dat wanneer mensen met zeer verschillende ervaringen van de wereld met elkaar omgaan, ze moeite zullen hebben om empathie voor elkaar te voelen . Dit zal waarschijnlijk worden verergerd door verschillen in taalgebruik en -begrip.
Autistische kinderen spelen anders dan niet-autistische kinderen. Ze houden er vaak van om acties steeds opnieuw te herhalen en objecten op een rij te zetten. Ze spelen meestal liever alleen en vinden het lastig om met anderen aan dezelfde taak te werken.
Zo zijn er kinderen die nooit hebben gekropen, en dan 'ineens' gaan lopen of op een driewielertje wegrijden. Houterig bewegingspatroon, met daar tegenover opvallende motorische behendigheden. Bijvoorbeeld: kunnen klimmen en klauteren, maar niet kunnen springen.
Voor kinderen met autisme kan het dus heel goed zijn om speelgoed te kiezen dat helpt om de zintuiglijke prikkels te verwerken. Dit wordt ook wel sensorisch speelgoed genoemd. Hierbij kun je denken aan een voelspel, een muziekinstrument of interactieve vloertegels die oplichten als je er op gaat staan.
Handflapping is een vorm van Autism stimming. Het verwijst naar repetitieve handbewegingen die op en neer of van links naar rechts plaatsvinden . Het kan bestaan uit vingerwiebelen, klappen, armen bewegen, schudden, vuisten ballen of een andere variatie van deze kenmerken.
Iemand met PDD-NOS heeft last van sociale en communicatieve problemen zoals bij autisme, maar dan in mildere vorm. Er wordt dan ook wel gesproken van aan 'autisme verwante problematiek' of de term PDD-NOS (Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified).
Volgens de Zorgstandaard Autisme is autisme de verzamelnaam voor gedragskenmerken die duiden op een kwetsbaarheid op de volgende gebieden: sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken, bewegen en handelen, zintuiglijke prikkelverwerking en het filteren en integreren van informatie.
Als je merkt dat je kind je weinig aankijkt, niet graag knuffelt, laat begint met praten, weinig interesse toont in anderen en weinig behoefte heeft om dingen te delen of samen te doen, kan dit wijzen op autisme. Ook kan je kind gevoeliger of juist minder gevoelig zijn voor prikkels zoals licht, geluid of pijn.
Kinderen leren hun emoties ook te herkennen door de reacties van andere mensen. (Ik zie dat je huilt, je hoeft niet verdrietig te zijn, het komt allemaal goed.) Kinderen met autisme zijn minder goed in staat om emoties bij andere mensen te herkennen. Daarnaast laten ze zelf weinig emoties zien.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand hebben vaker problemen met zien. Denk bijvoorbeeld aan scheel kijken, een lui oog of een sterkteafwijking aan de ogen. Ook slechthorendheid en doofheid komt voor. Dit zijn de meest voorkomende oogproblemen bij kinderen.