Euro (of het symbool €) kan ook uitgedrukt worden; de juiste schrijfwijzen zijn dan 100K euro en € 100K.
De Europese munteenheid is de euro, met een kleine letter. In de constructie 'een bedrag in ...' heeft het meervoud de voorkeur: 'een bedrag in euro's'.
Als u euro voluit schrijft, zet u het woord achter het bedrag: 200 euro. Het euroteken wordt in het Nederlandse taalgebied voor het bedrag gezet, gevolgd door een spatie: Die cd kost € 15,50. In Nederland staat er na hele bedragen meestal een komma en een streepje: Hij is me nog € 24,- schuldig.
Bedragen worden gewoonlijk met twee decimalen uitgedrukt: € 5,95, € 34,50. Een bedrag afgerond op hele euro's eindigt op twee nullen, maar die worden in Nederland meestal vervangen door een koppelteken of een iets langere liggende streep. (1a) Eén lot kost € 5,00. (1b) Eén lot kost € 5,-.
EUR wordt het minst gebruikt: dat komt eigenlijk alleen voor in financiële teksten, omdat het komt van de internationale ISO-muntcode. Euro en het €-teken mag je eigenlijk altijd gebruiken.
Eén euro is een hele euro.
De hoofdletter K staat voor 'kilo(-euro)', oftewel '1000 (euro)', en wordt gebruikt om grote getallen en bedragen verkort weer te geven.
De vuistregel is dat we in lopende tekst de getallen onder de twintig, de tientallen en de ronde getallen daarboven in letters schrijven. De andere getallen schrijven we doorgaans in cijfers. Bij miljoen en miljard zijn combinaties van cijfers en woorden mogelijk.
Kilo-euro, oftewel '1000 euro', kan verkort worden weergegeven met de hoofdletter K. 100K bijvoorbeeld staat voor '100.000 euro'. Het woord euro (of het symbool €) kan ook toegevoegd worden.
Druk op het toetsenbord de Alt-toets, Ctrl-toets en de 5-toets tegelijkertijd in. Druk op het toetsenbord de toets met de tekst 'AltGr' (zit meestal rechts van de spatiebalk, heet soms ook alleen Alt) en de 5-toets tegelijkertijd in.
Zowel valuta als valuta's is correct als meervoud van valuta: De belangrijkste buitenlandse valuta / valuta's zijn de dollar, het pond en de yen.
De munteenheid euro wordt in het Nederlands met een kleine letter geschreven, zoals andere munteenheden. Dat geldt ook voor samenstellingen en afleidingen met euro: eurocent, euroland (een land waar de euro wettig betaalmiddel is), euromunt, eurootje.
100 (honderd) is het natuurlijk getal dat na 99 en voor 101 komt. De Romeinen schreven hiervoor een C, een afkorting van Centum.
In Nederlandstalige teksten wordt € voor het bedrag gezet, met een spatie ertussen. (1) Hij is me nog 24,12 euro schuldig. (2) Hij is me nog € 24,12 schuldig. In Nederland schrijft men na hele bedragen een komma en een streepje: Hij is me nog € 24,- schuldig.
Het officiële internationale symbool k staat voor 'kilo', oftewel '1000'. Het wordt gebruikt in combinatie met symbolen voor maten, gewichten en andere eenheden.
De tientallen tot honderd schrijf je echter ook voluit: dertig, vijftig, 110, tachtigste. En ook honderdtallen tot duizend en duizendtallen tot twaalfduizend schrijf je voluit: driehonderd, zesduizend, 15 duizend.
Er zijn veel regels voor het uitschrijven van getallen. Het belangrijkste is dat je consistent bent. Getallen onder de twintig, tientallen tot honderd, honderdtallen tot duizend en duizendtallen tot en met twaalfduizend worden in de meeste gevallen uitgeschreven.
Telwoorden schrijf je zo veel mogelijk aan elkaar. Maar na duizend komt een spatie, en de getallen miljoen, miljard, biljoen, biljard enzovoort, schrijf je altijd als aparte woorden.
Duizendtallen (2000, 20.000, 200.000) worden vaak afgekort met de letter K (2K, 20K, 200K).
De volgende getallen schrijf je uit in woorden:
Honderdtallen tot duizend (tweehonderd, zevenduizendste) Duizendtallen tot en met twaalfduizend (tweeduizend, tienduizend)
Bekijk het volgende voorbeeld: Hoe wordt drieënveertig miljoen euro genoteerd in cijfers? Een miljoen = 1.000.000, dit heeft dus 6 nullen. En drieënveertig wordt genoteerd als 43.
Elk stukje van 0,001 is een duizendste en staan op de derde plek achter de komma. Hoe verder het cijfer achter de komma staat, hoe minder het waard is.
Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%.