Een doorsnede is het (denkbeeldige) oppervlak waarlangs een voorwerp is doorgesneden. Als dat oppervlak rechthoekig is kan je het oppervlak berekenen door de lengte en de breedte te vermenigvuldigen, dus lengte x breedte.
Je gebruikt daarbij de volgende formule: diameter = omtrek / pi. Deze formule kan je ook gebruiken om de omtrek te berekenen. Als je weet wat de diameter is, gebruik je de formule: diameter * pi = omtrek.
Om de omtrek van de cirkel te berekenen is er een formule. De formule luidt: Omtrek van de cirkel = pi x diameter.
Benieuwd hoe je de diameter kunt berekenen aan de hand van de omtrek? Je kunt hiervoor opnieuw gebruik maken van de waarde pi (π). In dit geval dien je de omtrek die je hebt opgemeten te delen door π. Dit getal is ongeveer gelijk aan 3,14.
F = (m * v^2) / r met m de massa van de auto, v de snelheid (in m/s !) en r de straal van de bocht. Nu de daadwerkelijke kracht door de zwaartekracht en normaalkracht.
Diameter heet in het Nederlands ook middellijn – een oorspronkelijk Nederlands woord bedacht door Simon Stevin. De middellijn van een cirkel is zowel een lijn (een koorde die het middelpunt van de cirkel snijdt) als de lengte van die lijn. De diameter is gelijk aan 2 × de straal.
Een vierkant is een vierhoek met vier zijden van dezelfde lengte en loodrecht op elkaar. Dit betekent dat een vierkant tegelijkertijd een rechthoek en een ruit is. In een vierkant gelden deze formules: de oppervlakte is gelijk aan a*a. De diagonaal heeft de lengte a*(vierkantswortel van 2).
In technische taal verwijst alleen diameter naar de dikte van bijvoorbeeld een draad of buis. Een doorsnede (of doorsnee) is het snijvlak dat ontstaat als een voorwerp recht wordt doorgesneden. Een schroefdraad maat M 5 heeft een buitendiameter van 4,98 mm.
De diameter is de doorsnede van de cirkel. Wanneer je niet weet dat de diameter is van de cirkel kan je die hierboven berekenen. Wanneer je wel de diameter weet vermenigvuldig je de diameter met pi.
Omtrek berekenen
Meet de lengte. Meet de breedte. De omtrek is 2x de lengte en 2x de breedte. Voor een rechthoekige kamer van 6 meter lang en 3 meter breed is de omtrek dus (2x 6 m) + (2x 3 m) = 12 m + 6 m = 18 meter.
De oppervlakte van een cirkel bereken je door de straal van de cirkel (r) in het kwadraat te doen en dit te vermenigvuldigen met π (pi), dus oppervlakte = r² x π. De straal is de afstand tussen het middelpunt van de cirkel en de rand.
3,14159 26535 89793 23846 26433 83279 50288 41971 69399 37510 58209 74944 59230 78164 06286 20899 86280 34825 34211 70679 82148 08651 32823 06647 09384 46095 50582 23172 53594 08128 48111 74502 84102 70193 85211 05559 64462 29489 54930 38196 44288 10975 66593 34461 28475 64823 37867 83165 27120 19091 45648 56692 34603 ...
Stel je het volgende voor: een cirkel heeft een diameter van 1 meter. De omtrek van de cirkel is dan precies 1 x Pi = 1 x 3,1415 = 3,1415 meter.
De doorsnede van twee geometrische figuren is de verzameling punten die ze gemeen hebben. De wiskunde behandelt de doorsnede in brede theoretische zin. In praktische zin wordt een doorsnede van een driedimensionaal voorwerp gedefinieerd als de figuur die ontstaat door het voorwerp met een plat vlak te doorsnijden.
De doorsnede tekening is een tekening van een object alsof, je raadt het al, je het doormidden gesneden hebt. In de bouw wordt de doorsnede gezien als een profieltekening van een gebouw. Hieruit kunnen dan de delen aan de binnenkant van het gebouw worden gehaald.
De gele lijn (diagonaal genoemd) heeft de lengte vierkantswortel van (a²+b²).
Elke vierhoek heeft twee diagonalen. Een cirkel heeft geen zijden en geen hoekpunten.
Een oppervlakte van een rechthoek of vierkant reken je uit door lengte x breedte te berekenen. De uitkomst is dan de oppervlakte in bijvoorbeeld cm² of m².
Een doorsnede is het (denkbeeldige) oppervlak waarlangs een voorwerp is doorgesneden. Als dat oppervlak rechthoekig is kan je het oppervlak berekenen door de lengte en de breedte te vermenigvuldigen, dus lengte x breedte.
3/4" ongeveer 10 tot 14 mm.