Actieve bestrijding kan door bestuiven met basaltmeel, besproeien met brandnetelgier of met een pyrethrumoplossing. Vermijd verse stalmest want dat trekt de vliegen aan. De vlieg heeft een voorkeur voor lichte (zandige) grond - daar kunnen de larven zich gemakkelijk in verplaatsen.
Tegen preivlieg volstaat het gewone insectengaas met maaswijdte van 1.35 x 1.35 mm. Gezien preivlieg de grootste aantasting geeft bij jonge preiplanten, moet je het insectengaas al bij de opkweek gebruiken of de planten in een koude glasbak opkweken.
Vanaf eind april tot begin oktober kan de preimot haar eitjes afzetten met schade tot gevolg. De zomermaanden juli en augustus en zelfs september zijn de maanden met de meeste kans op én de grootste schade. Het zijn dan immers de motten van de tweede generatie die eitjes afzetten.
De preimot is een klein nachtvlindertje van ongeveer 17 mm lang en is vooral 's nachts actief. Een volwassen preimot heeft een vleugelwijdte van ongeveer 8 mm. De voorvleugels zijn donker gekleurd (grijs tot zwart) en typerend is de driehoekige witte vlek op de voorvleugels als deze in rusttoestand zijn.
De uienvlieg kan bestreden worden door zaadcoating of een grondbehandeling met een insecticide. Ook een biologische bestrijding met door bestraling in het popstadium verkregen steriele mannetjes is mogelijk.
Rode uien zijn hier veel gevoeliger voor dan gele uitjes. Het gevolg is dat verkleumde rode plantuitjes niet uitgroeien tot mooie dikke rode uien. In plaats daarvan blijven de uien zelf klein en gaat alle energie naar de ontwikkeling van een overigens prachtige, paarse bloem.
Voor dikke uien om te bewaren kweek je eenvoudigst met pootgoed maar het kan ook door rechtstreeks te zaaien. Meestal zaaien we wel Stengelui voor in rijtjes om dan uit te dunnen op 5 tot 10 cm en 30-40 cm tussen de rijen.
Ze heeft veel voeding nodig, vooral stikstof (voor bladgroei), maar pas op met overbemesten. Naast de algemene voorbereiding van het onderspitten van oude stalmest geven we een week of 3 voor het planten wat bloedmeel of een andere stikstofrijke organische meststof.
Bij een lagere temperatuur kunnen de planten doorschieten, d.w.z. vroegtijdig gaan bloeien. Prei groeit door tot een temperatuur van +60 en heeft normaliter geen last van vorst. Bij strengere vorst is dit rasafhankelijk. Na de vorst groeit de prei gewoon door.
In april kan je de winter prei gewoon buiten zaaien. Zaai ongeveer een halve tot één centimeter diep, en bedek de zaden met een dun laagje zaaigrond. Na drie maanden kan je de zaailingen uitdunnen op ongeveer 15 centimeter. Je laat de dikste en sterkste planten staan en verplant de andere plantjes op een andere plaats.
Bij het uitplanten maak je een geul van ongeveer 15 centimeter diep. Dit doe je bij elke soort. Je zet de plant in de geul, en na verloop van tijd schuif je steeds meer aarde aan de voet van de prei. Dit heet aanaarden en dat doe je ongeveer een keer per week – het komt niet zo precies.
Welke planten houden van brandnetelgier? Uien, wortels, bonen, erwten en peulen houden niet van gier.
Ideale bemesting voor de preiteelt
prei houdt van goed bemeste grond met veel organisch materiaal. Kun je beschikken over stalmest van koeien in het najaar, dan kun je ongeveer 1 kruiwagen stalmest per 15 m2 uitvoeren voor de winter.
Winter preiplanten kan je uitplanten van begin juni tot eind augustus. preiplanten zijn niet kieskeurig wat betreft de grondsoort, zolang die maar vruchtbaar en goed gedraineerd is. Ze stellen wel een zonnige standplaats op prijs.
Bescherm je planten met DCM Brandnetelgier tegen o.a. bladluizen, rupsen van motten, spint(mijten), witziekte (meeldauw), valse meeldauw, aardappelplaag, bladvlekkenziekten en andere ziekten en plagen(i).
Prei houd van een vruchtbare vochtige bodem, en kan ook goed grote hoeveelheden stalmest verdragen. Vaak zal het nodig zijn om ook tijdens het groeiseizoen nog een keer te bemesten. Gebruik koemestkorrel of rijke compost als we geen stalmest hebben.
Prei heeft veel mest en water nodig. Deze prei kan vanaf september tot en met december worden geoogst.
Prei planten in volle grond
Ze hebben dagelijks minimaal acht uur fel zonlicht nodig. Veel variëteiten hebben een lange groeiperiode van 120 tot 150 dagen nodig, maar nieuwere soorten hebben soms maar 90 dagen nodig om volwassen te worden.
Alle grondsoorten zijn bruikbaar voor de uienteelt. Als je groentetuin op een zure grond of zandgrond ligt, dan moet je wel eerst nog kalk toedienen. Als je uien in je eigen tuin wil telen, zorg je ook best voor een goed bemeste ondergrond.
Uien houden niet van verse (stal) mest, of van mest of compost met grove bestanddelen. Ideaal is een goed verteerde mest die voor de winter al werd aangebracht. De maden van de uienvlieg boren gangen in de bollen. Ze worden o.a. aangetrokken door verse stalmest.
Geef de uien tijdens de eerste 3 weken twee keer per week water. Op dat moment hebben je uien al een wortelgestel. Na die twee weken vermijd je water, zeker als de grond bevroren is. Eens de grond na de winter opwarmt kun je je gieter weer boven halen wanneer je ziet dat de grond hard, gebarsten of droog is.