In reactie op jouw actief voorwaarts drijvende hulp brengt hij zijn hoofd en hals meer naar voren. Als jij dit zacht opvangt met een weerstand biedende hand en hij aanvaardt dat met een ontspannen rug, dan zal hij gaan nageven. Nageeflijkheid en aanleuning zijn een gevolg van op de juiste manier rijden.
Als je je paard aan de teugel wilt rijden zul je eerst moeten zorgen dat hij in staat is zijn lichaam goed te buigen. Dat kun je doen door het rijden van voltes (cirkels). Oefen daar goed mee zodat het paard het lichaam naar beide kanten soepel kan buigen. Het voorwaarts- neerwaarts buigen komt daarna vanzelf.
Geef je paard wat meer teugel zodat hij zijn hals kan laten zakken en je zult zien dat hij ontspant. Gaat jouw hartslag omhoog, dan gaat die van het paard ook omhoog. Een paard merkt aan jouw spierspanning en ademhaling dat je spanning hebt. Bij hem stijgt dan ook de hartslag.
Het lijkt tegenstrijdig de ellebogen bewegen om de armen en handen stil te houden. Echter je dient je handen 'stil' te houden op een bewegend paard, dus dien je in het ritme van je paard 'mee te bewegen'. Dit doe je door te scharnieren in je ellebogen en polsen en zo kun je je handen stilhouden.
Omdat de juiste houding van je handen zo belangrijk is, is het goed voor jezelf te herhalen hoe je je handen hoort te houden. De handen zijn gesloten. De iets gebogen duimen drukken de teugels licht op de wijsvinger en voorkomen dat de teugels door de hand glijden. De handen staan rechtop en de pols is lichtgebogen.
Hou het stuur altijd met twee handen vast in de houding 'kwart voor drie', zoals de wijzers van een uurwerk (zie foto). Hierdoor kan je met de meeste kracht en precisie sturen. Bij het draaien, draai je het stuur in de nieuwe positie.
5 Tips voor het omgaan met paarden
Benader je paard altijd rustig en praat tegen je paard, zodat hij weet dat je in de buurt komt. Kijk goed naar je paard: aan de stand van de oren kun je zien hoe hij zich voelt. Zet een paard nooit vast aan de teugel. maar gebruik een halster en halstertouw (met paardenknoop).
Een paard geeft na als hij het teugelcontact accepteert en daarbij zijn nek- en kaakspieren ontspant. Een nageeflijk paard (aan de teugel) loopt met zijn hals in een mooie boog met zijn neus verticaal of net iets voor de loodlijn.
Wat is voorwaarts neerwaarts dan wel? Voorwaarts staat voor voorwaarts met hoofd en de neus, neerwaarts met de hals. Dit in een rustig gedragen tempo. Wanneer dit op een correcte manier uitgevoerd wordt loopt het paard met een gedragen achterbeen, een achterbeen wat onder het lichaam naar voren wordt geplaatst.
Laat hem z'n hoofd midden tussen beide voorbenen door buigen. Met een wortel daag je hem uit om zo laag naar de grond te gaan en zo ver mogelijk naar achter te strekken. Hou deze 'sit-up' even vast. Laat je paard weer rustig omhoog komen en herhaal dit een paar keer.
Staart die naar één kant hangt, wijst meestal op de buiging die het paard in zijn wervelkolom aanneemt. Loopt het paard bijvoorbeeld linksom, maar draagt het zijn staart naar rechts, dan is de buiging nog niet helemaal door de rug heen.
Bij stelling vraag je met (meestal) je binnenhand losheid in het nek- en kaakgewricht van je paard. Als je dit goed doet zal je paard daarop nageven en stellen, dus geen weerstand bieden maar fijn meegeven met je soepel blijvende hand. Je paard stelt naar binnen in de verbinding van zijn hoofd naar zijn hals.
Paarden die vaak onrustig zijn in de aanleuning kunnen baat hebben bij het gebruik van een ongebroken trens. Met het mondstuk van de ongebroken trens kan de ruiter wel sterker inwerken met de hand, waar wel rekening mee gehouden moet worden.
Impuls is de benaming voor de door jou opgewekte en beheerste drang naar voren vanuit de achterhand. Jij zorgt er met je beenhulpen voor dat je paard zijn achterbenen verder naar voren plaatst. Hij heeft een actieve achterhand en jij hebt een vriendelijk constante verbinding met de mond.
De slofteugel kan aan de onderkant van de singel (tussen de voorbenen) worden vastgemaakt of aan de zijkanten van de singel. De slofteugel kan ervoor zorgen dat een opwaartse beweging van het hoofd begrensd wordt. Als de slofteugel strakker aangetrokken wordt dan wordt het hoofd van het paard naar beneden gedwongen.
Het paard likt en bijt zachtjes in je handen
Misschien wil het paard gewoon een snoepje van je. Maar het kan soms ook duiden op iets wat speelt bij jou, bijvoorbeeld als je vingers gevouwen zijn en het paard iets harder gaat bijten in je vingers.
Ik vind een paard op z'n blijst als hij soortgenoten aan het kroelen is, of rustig staat te eten. Als je paard bij je komt staan en je krijgt een gratis poetsbeurt, dan weet je heul zeker dat hij het naar z'n zin heeft.
Een hele goeie plek, is de plek vlak achter de schoft, daar waar het zadel zou liggen. Het is de plek waar paarden elkaar 'groomen' (=elkaar zachtjes kroelen en masseren met de voortanden en lippen), uiteraard alleen als ze elkaar leuk vinden.
De wet zegt niets specifiek over of u mag eten en drinken achter het stuur. Artikel 5 van Wegenverkeerswet zegt: "Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd."
Concreet betekent het dat je als bestuurder niet meer mag bellen terwijl je smartphone los op je schoot, op de middenconsole of op de passagierszetel ligt. Ook het gebruik van je smartphone voor navigatie of als muziekspeler wordt verboden, tenzij het toestel vastgeklikt is in een houder.
Afleiding in het verkeer
Vanaf 1 juli 2019 is het vasthouden van een elektronisch apparaat voor communicatie en/of informatieverwerking in de auto verboden. Bijvoorbeeld een telefoon, navigatiesysteem, tablet of muziekspeler. U kunt daarvoor een boete krijgen van € 240. Dit geldt alleen als u daadwerkelijk rijdt.
Om voorwaarts te gaan druk je beide kuiten vlak achter de singel licht aan in het ritme van de beweging, waarbij je met de handen toestaat dat het paard voorwaarts gaat. De beenhulp werkt alleen doelmatig in op het achterbeen dat in beweging is, niet op het achterbeen dat op de grond staat.
Om aan te galopperen ga je vlak voor de wending doorzitten. Leg je buitenbeen iets naar achteren. Je binnenbeen houd je op de plaats en je binnenheup is naar voren gericht. Neem een beetje stelling naar binnen en geef met beide benen een hulp.