Je kind begint de eerste woordjes te zeggen als het één tot anderhalf jaar oud is. Als je kind vier jaar wordt, kan het al (eenvoudige) zinnetjes maken. Wanneer je dagelijks veel aandacht besteedt aan praten met je kind en luisteren, dan leert het steeds beter praten.
Je kind gaat gesprekken nadoen door klanken na te zeggen. Dit zijn vaak nog geen bestaande woorden, maar stukjes ervan, of iets wat erop lijkt. Je kind gaat steeds meer echte woorden gebruiken, tussen zijn gebrabbel door. De meeste kinderen zeggen hun eerste woorden wanneer zij één tot anderhalf jaar oud zijn.
Rond de leeftijd van 1 jaar komen de eerste woordjes. Niet perfect, maar wel te begrijpen. Het eerste woordje van je baby is iets dat hij of zij waardevol vindt: choco, pop, papa, mama, auto, poes,…
Tussen de 2 en 4 jaar leert een kind steeds beter praten. Het leert snel meer woorden, gaat steeds duidelijker spreken en langere zinnen maken.Het gaat ook verstaanbaarder praten, waardoor het makkelijk wordt met je kind te communiceren.
Tegen de tijd dat ze 2 jaar oud zijn, kunnen ze tot 50 woorden begrijpen. Deze woorden zijn meestal eenvoudige zelfstandige naamwoorden zoals mama, papa, eten, drinken, enz. Kinderen op deze leeftijd kunnen eenvoudige twee-woord zinnen zeggen, zoals "kom hier" en "nee doen".
Je dreumes van 1,5 – 2 jaar kan:
zinnen maken van twee woorden. eenvoudige opdrachtjes uitvoeren. plaatjes herkennen. een eigen taaltje gebruiken (vroem, vroem voor auto)
Rond één jaar spreken kinderen het eerste woordje, bijvoorbeeld mama, papa of bal.Al snel spreekt je kind 'één-woord-zinnen'; met één woord bedoelen ze dan een hele zin. 'Ete' betekent meestal: 'Ik wil eten,' of 'Ik wil niet eten.
Je kind begint de eerste woordjes te zeggen als het één tot anderhalf jaar oud is. Als je kind vier jaar wordt, kan het al (eenvoudige) zinnetjes maken. Wanneer je dagelijks veel aandacht besteedt aan praten met je kind en luisteren, dan leert het steeds beter praten.
Praat over de dagelijkse dingen waar u en uw kind mee bezig zijn en benoem alles wat u met uw kind doet. Van samen praten over boekjes, plaatjes en van liedjes zingen, leert uw kind veel nieuwe woorden. Laat uw kind ook zinnetjes aanvullen bij een boekje dat het al kent.
Gedurende deze levensfase worden kinderen schoolkind genoemd. In de leeftijd van 6 -10 jaar zitten kinderen in groep 3 tot en met 6 van het primair onderwijs.
Peuter van 2 jaar
Zijn woordenschat neemt snel toe, soms met wel tien woorden per week. Rond deze leeftijd kunnen de meeste kinderen ook 'zinnetjes' maken van twee woorden, zoals 'mama eet'. Dit kan betekenen dat jij aan het eten bent, maar ook dat je kindje eten wil.
Je kind begrijpt en spreekt steeds meer woorden en zinnen, speelt meer samen met andere kinderen en doet steeds meer dingen zelf. Ze oefenen met zelfstandig worden. Wanneer het even niet lukt, kan dat frustrerend zijn voor je peuter. Driftbuien zijn dan ook heel normaal in deze fase.
Het spreekt rond de vijftig woorden. Een dreumes begint nu te brabbelen en leert de eerste woordjes. Een taalontwikkelingsstoornis is dan wat makkelijker te herkennen. Normaal gesproken imiteert een kind van deze leeftijd woorden en geluiden en kan het reageren met simpele woorden.
In het alledaagse spraakgebruik spreekt men tot een leeftijd van 12 à 14 jaar van 'kinderen' en daarna van 'jongere', 'tiener' of 'puber'. In de ontwikkelingspsychologie spreekt men niet meer van 'pubers' en 'puberteit' maar van 'adolescenten' en 'adolescentie'.
Vanaf 12 maanden kan je tussen het vele gebrabbel de eerste echte woorden langs horen komen. Je kindje begrijpt vanaf nu dat er met een bepaald woord iets wordt bedoeld. Veel voorkomende eerste woorden zijn 'papa', 'mama', 'auto' en 'hap'.
- Als ik 18 maanden oud ben kan ik ongeveer 20 verschillende woorden zeggen. Stel je kind vragen: Wat wil je eten; een banaan of yoghurt? Beschrijf wat je kind doet: Je wijst naar een vogel die vliegt in de lucht. Lees en zing samen en verzin verhalen en liedjes.
'Laat beginnen praten' kan dus verschillende oorzaken hebben. Vaak is er niets aan de hand en gaat het gewoon om een kind dat wat meer tijd nodig heeft. Maar het kan ook een eerste signaal zijn van een bredere ontwikkelingsproblematiek. Om die reden is vroegtijdige erkenning van taalproblemen heel belangrijk.
Als je kind in sommige situaties niet durft te praten, kun je een afspraak maken met de huisarts of jeugdarts. Die praat met je kind, als dat lukt. En met jou als ouder. En soms ook met school.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat kinderen van 10 maanden gemiddeld tussen de nul en 20 woorden begrijpen, kinderen van 13 maanden gemiddeld 50 woorden, kinderen van 14 maanden gemiddeld 100 woorden en kinderen van 2 jaar en 6 maanden zelfs 615 woorden.
Vertel spontaan wat je doet of wat er rondom jullie gebeurt. Lees een verhaaltje voor, zing een liedje of speel spelletjes ... Praat niet alleen 'tegen je baby' maar ook 'met je baby': voer echte gesprekjes samen. Reageer bijvoorbeeld op de geluidjes, bewegingen of glimlach van je baby.
Baby 14 maanden: taalontwikkeling
Sommige kinderen praten nu al de oren van je hoofd, terwijl andere kinderen pas rond hun tweede verjaardag de eerste woordjes zeggen. Hoe dan ook leert je baby met 14 maanden steeds meer nieuwe woorden kennen, zelfs als hij ze zelf nog niet kan uitspreken.
Baby 15 maanden: vijf woorden
Helemaal niet erg. Veel kinderen, vooral jongens, praten weinig tot de laatste helft van hun tweede levensjaar. Als je kind achttien maanden oud is, bestaat zijn woordenschat uit ongeveer vijftien woorden. Nu zijn vier à vijf woorden voldoende.
Tussen de 15 en 18 maanden gebruiken peuters gemiddeld zo'n 10 tot 15 woorden. Rond de 24 tot 30 maanden begint de woordenschat van peuters vaak ineens explosief te groeien en kunnen ze misschien al meer dan 50 woorden zeggen.
Hij wordt zich heel erg bewust van zijn kleren, hij kan heel ijdel zijn en is heel bezitterig als het om zijn speelgoed gaat. Hij gaat nu kunst met een grote K maken: hij krast niet meer bij het tekenen, maar tekent nu bijvoorbeeld 'paarden', 'boten' en 'zichzelf. ' En hij kan echt van muziek genieten.