De eerste boerderijenToen de laatste ijstijd afliep leerden de mens hoe ze voedsel konden verbouwen. Nu hoefden de mensen niet meer rond te reien maar konden ze zich op één plek vestigen. Landbouw veranderde alles. Er werden vaste huizen gebouwd en voorwerpen werden steeds belangrijke.
De boer of agrariër is ontstaan tijdens de neolithische revolutie toen de mens in plaats van te jagen sedentair werd. Een aantal jager-verzamelaars ging met hun gezin over tot het vangen van dieren om die te houden in een nederzetting. De eerste sociale stratificatie ontstond op deze wijze.
De allereerste boeren ter wereld kwamen uit de regio rond het huidige Irak.Zo'n tienduizend jaar geleden begonnen daar ze wilde gewassen te domesticeren. De boeren verspreidden zich en gaven ook hun kunsten door aan anderen. Zo kwamen er langzaam maar zeker veredelde gewassen, vee en aardewerk mee naar onze streken.
De eerste boeren kwamen hier ongeveer 7000 jaar geleden wonen. Ze leefden heel anders dan de jagers die al in ons land leefden. De boeren woonden op een vaste plek, in huizen gemaakt van stro, leem, takken en boomstammen. De bomen werden omgehakt met grote bijlen, een nieuwe uitvinding van de boeren.
De oorzaak van het ontstaan van de landbouw was een klimaatverandering. De zomers werden warmer en droger, de winters zachter en natter. Hierdoor kon de landbouw zich ontwikkelen. Ook werd er een ploeg uitgevonden, die zorgde voor een aanzienlijke voedselverhoging en een bevolkingsgroei.
Op de akkers lieten de boeren graan groeien. Om de akkers te bebouwen maakten ze gebruik van ossen die hielpen hen bij het bewerken van de grond. Varkens hielden ze voor het vlees, geiten en schapen voor de melk.
Landbouw ontstaat als jagers/verzamelaars zo'n 12.000 jaar geleden ontdekken dat het makkelijker is lange tijd op dezelfde plek te blijven als de grond vruchtbaar is. De ontdekking van veredeling draagt bij aan de ontwikkeling van sterke rassen, waardoor de oogsten hoger uitvallen.
De eerste boerderijen
Toen de laatste ijstijd afliep leerden de mens hoe ze voedsel konden verbouwen. Nu hoefden de mensen niet meer rond te reien maar konden ze zich op één plek vestigen. Landbouw veranderde alles. Er werden vaste huizen gebouwd en voorwerpen werden steeds belangrijke.
Een boerderij had soms wel 24 koeien, varkens, schapen en geiten. Op hun akkers verbouwden de boeren behalve gerst ook lijnzaad. Ze hadden honden als huisdier en gebruikten houten harken en pikhaken voor het werk op het land.
De boeren uit Anatolië brachten bijna negenduizend jaar geleden de landbouw naar Europa. Een paar duizend jaar later werd het grootste deel van het continent gedomineerd door akkerbouwers en veehouders.
Om te beginnen waren de bewoners van de Vruchtbare Halve Maan ongetwijfeld een van de eerste boeren, maar ze waren niet de enigen. Archeologen zijn het er nu over eens dat landbouw onafhankelijk is "uitgevonden" in ten minste 11 regio's, van Centraal-Amerika tot aan China (zie kaart).
Nederland is voor een groot deel aangespoeld, verwaaid, afgebroken en opgebouwd door de zee. Gedurende de ijstijden was er geen Noordzee. Wel was er een weids dal tussen de Lage Landen en Groot-Brittannië, dat werd doorsneden door voorlopers van de Maas, de Rijn en de Thames.
Ze leefden niet in een huis, maar woonden in grotten of hutten. Ze deden ook belangrijke uitvindingen. Zo ontdekten ze het vuur en leerden ze vuursteen bewerken. Was er geen eten meer te vinden, dan trokken ze verder.
Met het aflopen van de laatste ijstijd en de ontdekking van methodes om voedsel te conserveren, begon de bevolking rond 10.000 voor Christus sterker te groeien. Om gebruik te maken van zich zo nu en dan voordoende voedseloverschotten begon men zich langer op een plek te vestigen.
De gemiddelde boer in Nederland is 54,86 jaar oud. In de provincie Utrecht zijn boeren gemiddeld het oudste (56,0 jaar). De jongste boeren wonen in Friesland. Daar ligt de gemiddelde leeftijd op 53,86 jaar.
Aerofagie betekent letterlijk lucht slikken, dit kan tijdens eten en drinken. Supragastrisch boeren ontstaat wanneer lucht in de slokdarm wordt geperst of gezogen. De lucht komt vervolgens niet verder dan de slokdarm en wordt vrijwel meteen uitgeboerd.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Vlees, melk en kaas
Een groot deel daarvan was van bekende landbouwdieren, zoals rund, varken, schaap, geit en paard. De bewoners van de nederzetting aten vooral rundvlees. Varken en schaap kwamen minder vaak op het bord, al hadden ze in de loop van de eeuwen wel steeds meer voorkeur voor schapenvlees.
Ze kwamen aan hun voedsel door te jagen, vissen te vangen en voedsel te verzamelen in de natuur. Omdat mensen nog niet konden schrijven is onze kennis over de prehistorie gebaseerd op ongeschreven bronnen.
Landbouw in de steentijd
Rond 3500 v.Chr. hadden mensen in veel delen van Groot-Brittannië boerderijen opgezet. Ze maakten open plekken in het bos en bouwden groepen huizen, omringd door velden . De eerste boeren verbouwden tarwe en gerst, die ze tot meel maalden. Sommige boeren verbouwden bonen en erwten.
Jagers en boeren (15.000 v.Chr. – 2000 v.Chr.)
De onmisbare en grote hooivoorraad ging naar de zolder.Dit maakte een hoog dak noodzakelijk en zo ontstond het karakteristieke piramidedak van riet. In andere delen van het land wordt het hooi niet in de boerderij opgeslagen, maar in aparte schuren.
In de vroegste prehistorie woonden mensen in grotten, in holen en in hutten. Mensen ontdekten reeds snel dat groepsverband een grotere veiligheid bood; hierdoor ontstonden dorpen en later steden.
Deze mensen jaagden op zoogdieren (land- en zeedieren) en visten. Naast het jagen speelde het verzamelen een grote rol, denk aan het verzamelen van planten, korstmossen, paddenstoelen, eieren van vogels en schaal- en schelpdieren (KARG, 2011).
In de steentijd hebben mensen geen vaste woonplaats. Ze jagen op wilde dieren en verzamelen eetbare planten, noten en vruchten. Daarom noemen we de mensen die toen leefden ook wel jagers en verzamelaars.