Goede basiszorg kan veel moeilijk hanteerbaar gedrag voorkomen. Zorg ervoor dat iemand voldoende steun, houvast en bescherming ervaart. Ga op zoek naar die elementen die bijdragen tot kwaliteit van leven en naar wat voor hen zinvol is. 'Vermijd waar mogelijk uitlokkende factoren.
'Moeilijk hanteerbaar gedrag' kan zich in verschillende vormen voordoen. Voorbeelden zijn aanhankelijkheid of kleefgedrag, agressie, apathie, decorumverlies, dwaalgedrag, hallucinaties, herhaling en nachtelijke onrust.
Ondanks je inspanningen zul je agressief gedrag niet altijd kunnen voorkomen. Krijg je ermee te maken, dan kun je het volgende doen: Blijf rustig, zorg dat je naaste je goed kan zien en maak oogcontact; laat het niet merken als je bang bent. Houd afstand en pak haar niet vast.
Meest voorkomende gedragsstoornissen:
ADHD. ODD/oppositioneel opstandige gedragsstoornis. CD / antisociale gedragsstoornis. Agressie en woede uitbarstingen.
De belangrijkste verklaring voor het ontstaan van gedragsproblemen is een negatieve spiraal tussen kenmerken of gedrag van een kind en de reactie van de omgeving daarop. Probleemgedrag roept een negatieve reactie van de omgeving op, die het probleemgedrag versterkt en zo opnieuw tot negatieve feedback leidt.
Een gedragsprobleem kan komen door een gedragsstoornis, maar kan ook een combinatie zijn met een ander probleem, zoals ADHD, autisme of een hechtingsprobleem. Ook kan een gedragsprobleem vaak niet aan een diagnose worden gekoppeld. Een kind heeft boze buien, moeite met luisteren, zit niet lekker in zijn vel.
Onder probleemgedrag verstaan we alle gedrag van de cliënt dat deze cliënt of zijn omgeving als moeilijk hanteerbaar ervaart. Probleemgedrag heet ook wel onbegrepen gedrag of veranderend gedrag. Veel probleemgedrag is afhankelijk van de situatie, de persoonlijkheidskenmerken van de cliënt zelf en de mensen om hem heen.
Voor onbegrepen gedrag worden verschillende termen gebruikt zoals probleemgedrag, moeilijk hanteerbaar gedrag of veranderend gedrag. Het kan gaan over klagen, repetitief gedrag, (nachtelijke) onrust, loopdwang, snel(ler) boos, argwanend, apathisch en agressief gedrag.
Kenmerken kunnen zijn: Chagrijnig. Negatieve gevoelens, boosheid en frustratie uiten. Niet of slecht luisteren en/of communiceren.
Er ontstaan snel conflicten en sociale contacten zullen achteruitgaan. Door de negatieve en opstandige houding wordt het lastiger om taken op school, studie of werk op een aangename manier uit te voeren, omdat iemand bijvoorbeeld moeite heeft met verplichtingen of met autoriteit.
Dementerende mensen worden tijdens de nacht vaak wakker, omdat hun hersenen niet meer kunnen onderscheiden wanneer het dag of nacht is. Deze zorgvragers gaan dan vaak plukken en friemelen aan hun kleding of incontinentiemateriaal, waardoor de zij gaan smeren met hun ontlasting.
Gedragsverandering is een complex proces waarbij oud gedrag moet worden losgelaten en nieuw gedrag moet worden aangeleerd. Het veranderen van gedrag gaat over concreet en merkbaar gedrag. Het is niet voldoende om meer kennis te krijgen, andere gedachten of nieuwe inzichten.
Antisociaal gedrag betekent dat je geen rekening houdt met de gevoelens en wensen van andere mensen. Dit is geen bewuste keuze, maar dit komt door je ASP.
We spreken van een gedragsstoornis als iemand een langdurig patroon laat zien van negatief, opstandig of driftig gedrag of gedrag dat tegen de normen ingaat, zoals vechten, stelen of liegen.
Lichamelijke factoren en medicijngebruik
Om na te gaan of lichamelijke factoren of medicijngebruik oorzaken zijn van het gedrag, kun je denken aan het in kaart brengen van deze punten: Neemt de cliënt medicijnen, die het gedrag kunnen beïnvloeden? Denk daarbij aan pijnstillers of benzodiazepinen.
Een misantroop kan humaan en sociaal gedrag vertonen en is dus niet per definitie antisociaal of het tegengestelde van een humanist. Het woord misantropie komt van het Griekse misos ("haat") en anthropos ("mens"). Een synoniem voor misantropie is mensenhaat en een antoniem is filantropie.
Bij het verminderen van gedragsproblemen en stoornissen zijn twee behandelprincipes het meest effectief, namelijk gedragstherapie en cognitieve gedragstherapie (CGT). Uitgangspunt bij gedragstherapie is dat gedrag bepaald wordt door wat eraan voorafgaat, en wat erop volgt.
Als je kind brutaal is of opstandig doet, blijf dan rustig. Je stem verheffen of schreeuwen helpt niet. Als je je kind zijn zin geeft, beloon je het gedrag en gaat je kind het vaker doen. Als je kind is afgekoeld, is het belangrijk dat je met je kind over het gedrag praat.
De twee belangrijkste gedragsstoornissen zijn de ODD (oppositional defiant disorder) en CD (conduct disorder). Een gedragsstoornis moet niet worden verward met een ontwikkelingsstoornis. Dan verschilt de ontwikkeling van een kind overduidelijk van die van andere kinderen én er zijn gedragsproblemen.
Gedrag ontstaat omdat we dat zelf willen, of omdat de buitenomgeving iets van ons verlangd. Dit moment noemen we de aanzet tot gedrag. De aanzet tot gedrag is heel divers en heeft te maken met drijfveren die je hebt of bijvoorbeeld jouw omgeving. Een aantal voorbeelden over de aanzet tot gedrag.
Let goed op wat je kind doet. Geef een complimentje (positief opvoeden) als hij/zij lekker speelt of zich goed gedraagt. Zeg wat hij/zij goed doet: 'Mark, wat ben je leuk met die puzzel aan het spelen.