Het beste wat je kan doen om je voor te bereiden op een Engelse leestoets is veel Engelse teksten lezen en hierbij opdrachten maken. Ook kan je je kennis vergroten door overdag je bezig te houden met Engels. Zo kan je bijvoorbeeld de app: Guardian downloaden en elke dag een nieuwsartikel in het Engels lezen.
Het meest belangrijke om te oefenen voor een leestoets is om veel teksten te lezen. Zorg er daarom ook zeker voor dat je veel oefentoetsen maakt! Voor een gewone toets kun je uit jouw boek leren, maar voor een leestoets heb je bepaalde vaardigheden nodig, waarvoor je veel zult moeten oefenen.
Welk woordenboek mag ik gebruiken bij de eindexamens van de moderne vreemde talen (Engels, Duits, Frans en Spaans)? Bij het eindexamen Engels, Duits, Frans en Spaans is een set Van Dale Grote woordenboeken voor school of Van Dale Pocketwoordenboeken in de betreffende vreemde taal toegestaan.
Bij deze leestoets krijgt je kind drie verschillende leeskaarten, waarbij hij per kaart 1 minuut leestijd heeft. De leeskaarten worden steeds een beetje moeilijker. Zo wordt gemeten hoe nauwkeurig en vlot je kind kan lezen, door vast te stellen hoeveel losse woorden hij in drie minuten tijd kan lezen.
Met het Wie-voor-wat-schema breng je in kaart welke steun een jeugdige of opvoeder ontvangt vanuit zijn netwerk. Je onderzoekt of en waar behoefte is aan extra ondersteuning, en je stimuleert hem om meer gebruik te maken van zijn sociale netwerk.
3F Luisteren
De tekst heeft een complex onderwerp (met een hoger abstractieniveau) met meerdere dilemma's en meningen. De tekst bevat concreet taalgebruik, met een enkel 'moeilijk' woord dat wordt uitgelegd of uit de tekst te herleiden is.
Het beste wat je kan doen om je voor te bereiden op een Engelse leestoets is veel Engelse teksten lezen en hierbij opdrachten maken. Ook kan je je kennis vergroten door overdag je bezig te houden met Engels. Zo kan je bijvoorbeeld de app: Guardian downloaden en elke dag een nieuwsartikel in het Engels lezen.
De hoofdgedachte van een tekst is de belangrijkste gedachte die de schrijver over het onderwerp heeft. Een hoofdgedachte bestaat uit één of twee zinnen. Het kunnen vinden van de hoofdgedachte van een tekst is belangrijk bij het oefenen van begrijpend lezen.
Een journalist probeert altijd een zo volledig mogelijk verhaal te vertellen. Daarvoor wordt in de journalistiek een ezelsbruggetje gebruikt: de 5W1H-methode. Ze geven antwoord op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Lootjes trekken (groep 5/6/7/8 – improvisatie)
Op het eerste papiertje zetten ze een personage (wie), op het tweede een locatie (waar) en op het derde een voorwerp. De papiertjes worden verzameld in bijvoorbeeld drie hoeden of dozen waarbij de drie categorieën gescheiden blijven.
Wie-wat-waar? Introduceer eerst de wie-wat-waar kaarten nadat je een verhaal of prentenboek hebt voorgelezen. Vraag de kinderen met behulp van deze kaarten over WIE het verhaal ging, WAT er gebeurde en WAAR het verhaal zich afspeelde.
Oriënterend lezen Je kijkt wat het onderwerp van de tekst is, je kijkt wie de schrijver is, je bekijkt de titel, de omslag en een eventuele inhoudsopgave en eventuele plaatjes.
Intensief lezen: Je bekijkt eerst de opmaak van de tekst (zoals bij globaal lezen). Daarna lees je de tekst heel grondig en aandachtig. Je gaat het centrale thema van de tekst na. Je let op de structuur (inleiding, midden, slot), je gaat het onderwerp van elke alinea na, je onderscheidt hooft- en bijzaken van elkaar...
Lees de betekenis van de tekst, niet de formulering in woorden en zinnen. Graas met je ogen door de tekst, op zoek naar sleutelbegrippen en de belangrijke delen. Spreek de woorden niet in gedachten uit. Houd je lippen stil en probeer de inhoud van de tekst te begrijpen zonder zinnen of termen uit je hoofd te leren.
examen → examination, test.
Bij het centraal examen Engels is een vertalend Engels woordenboek toegestaan. Een digitaal woordenboek is niet toegestaan. Bij de ontwikkeling van de examens blijft het uitgangspunt dat de kandidaat geen woordenboek hoeft te gebruiken.