Het getal boven de deelstreep noemen we de teller en het getal onder de deelstreep de noemer.
Het onderste getal van een breuk noemen we de noemer. De noemer geeft aan hoe een deel heet, hoe groot een stuk is. Bijvoorbeeld: 1/8 betekent dat iets verdeeld is in acht stukken en dat je één van deze acht stukken hebt. Als de teller en de noemer even groot zijn, heb je hele.
Een noemer is het onderste getal in een breuk. Een noemer is een getal onder de horizontale balk van een breuk. Een breuk vertegenwoordigt een deel van een geheel.
Breuken uitleg
Breuken is een geheel getal delen door een ander geheel getal. De getal dat boven de streep staat is de teller en het getal onder de streep is de noemer.
Het percentage dat bij het kommagetal 0,375 hoort is dus 37,5%. . Je kunt deze breuk eenvoudiger opschrijven. Je kunt de teller en de noemer namelijk allebei delen door 4.
Antwoord: 0,375 als breuk in de eenvoudigste vorm is gelijk aan 3 / 8 .
Antwoord en uitleg:
37,5 als breuk is 75/2 .
Er zijn 7 soorten breuken: echte breuken, onechte breuken, gemengde breuken, gelijknamige breuken, stambreuken, gelijkwaardige breuken en breuken met dezelfde teller .
Een breuk is een wiskundig getal dat aangeeft hoeveel delen van een geheel iets zijn. Het bestaat uit twee delen: de teller (boven) en de noemer (onder).
In de wiskunde
Vijf is het derde priemgetal, het enige priemgetal dat lid is van twee priemtweelingen en het is een primoriaal priemgetal.
In wiskunde wordt het bovenste getal in een breuk de teller genoemd. De teller is het getal dat gedeeld wordt door het onderste getal, of de noemer. Een gewone breuk ziet eruit als twee getallen, de een boven de ander, met een lijn tussen de teller en de noemer.
Een breuk is opgebouwd uit twee getallen.Deze staan niet naast elkaar, maar boven elkaar.De getallen worden van elkaar gescheiden door middel van de deelstreep. Wanneer je kind voor het eerst een breuk ziet, heeft hij waarschijnlijk geen idee hoe hij hiermee moet rekenen.
Zo geeft in de breuk 3⁄4 de teller 3 aan dat de breuk bestaat uit 3 delen ter grootte van de door de noemer 4 aangegeven delen 1⁄4. Beschouwt men de breuk als deling, dan is de teller het deeltal en de noemer de deler. Het resultaat van de deling is het quotiënt van die twee getallen.
Een breuk bestaat uit een teller en noemer. De teller van een breuk is het bovenste getal van een breuk, deze telt het aantal delen. De noemer van een breuk is het onderste getal van een breuk. De noemer benoemt hoeveel delen nodig zijn om tot 1 geheel te komen.
barst (zn) : breuk, kloof, spleet, scheur, kier, reet, knak. knak (zn) : knik, breuk, barst, knauw, krak.
Teller en noemer . De teller en noemer zijn de delen van breuken die gescheiden worden door een horizontale balk, de zogenaamde breukbalk. De teller is het bovenste deel van de breuk en de noemer is het onderste deel van de breuk.
In wiskunde zijn er drie hoofdtypen breuken. Het zijn echte breuken, onechte breuken en gemengde breuken . Breuken zijn termen die een teller en noemer hebben.
Delen en breuken
Een dubbele punt. Een schuine streep (slash) Een deelteken dat bestaat uit een kort liggend streepje met een punt erboven en een punt eronder. Een horizontale streep.
In wiskunde wordt een breuk gebruikt om het deel/gedeelte van het geheel weer te geven . Het geeft de gelijke delen van het geheel weer. Een breuk heeft twee delen, namelijk de teller en de noemer. Het getal bovenaan wordt de teller genoemd, en het getal onderaan de noemer.
Een breuk bestaat uit een teller en een noemer . De teller verwijst naar het deel van een geheel dat u wilt. De noemer verwijst naar het totale aantal gelijke delen waarin een geheel is gesplitst.
Dat is 3/8 . Als vereenvoudigde breuk is 37 1/2% = 3/8.
De breuk 5/8 is hetzelfde als de deelsom 5 : 8 en dit is een getal dat kleiner is dan één, want als je 5 taartjes hebt en je wilt ze met zijn achten opeten, krijgt iedereen minder dan één taartje. Je kunt dus heel snel zien dat 4/3 groter is dan één en dat 5/8 kleiner is dan één.
Uitleg: We kunnen 37,5% schrijven als 0,375 .