Bij feedforward geef je vooraf aan welk gewenst gedrag je van de ander verwacht, gericht op een taak of situatie in de (nabije) toekomst. Daarmee leg je de focus op hoe iemand het in de toekomst gaat doen en niet over hoe het in het verleden is gegaan. De toekomst kun je veranderen, het verleden niet.
Een ander voorbeeld van feedforward geven: Een marketeer wil maximaal bijdragen aan de nieuwe marketingcampagne. Feedforward kan dan zijn: 'Ik waardeer je naar buitengerichte blik, dat je alle trends en ontwikkelingen in de markt herkent en ze meeneemt de organisatie in.
feedup (waar ga ik heen, wat is mijn doel of welke resultaten) feedback (wat heb ik gedaan, hoe heb ik het doel tot nu toe aangepakt) feedforward (wat is de volgende stap, wat ga ik verder doen om de gestelde doelen te bereiken)
Feedforward geeft je opties voor gedrag die je kunt inzetten om in de toekomst succesvoller te zijn. Je kiest een ontwikkeldoel en geeft elkaar concrete en bij voorkeur kleine (gedrags)suggesties waar je direct mee aan de slag kunt. Het is gericht op nog beter worden, dus we staan ervoor open.
Er zijn namelijk verschillende methodes om feedback te geven. Hierbij kun je denken aan ik-ik-jij, 4 G's, tips en tops, 360 graden en de sandwich methode. Deze vier feedback methoden worden in deze blog uitgelegd: De ik-ik-jij methode.
Een handig hulpmiddel om opbouwende feedback te geven, is door het model van de vier G's te gebruiken: Gedrag, Gevolg, Gevoel en Gewenst. Je begint met het benoemen van het gedrag dat je wilt veranderen. Dit doe je niet door iemand te beschuldigen, want dan verzand je direct in een discussie.
Onder formatief handelen worden alle activiteiten verstaan die leerlingen en docent uitvoeren om de leeractiviteiten van leerlingen in kaart te brengen, te interpreteren en te gebruiken om betere beslissingen te maken over vervolgstappen (Black & William, 2008).
Effectieve feedback heeft betrekking op de taak zelf, op het onderliggende proces of op de manier waarop de leerling het leren aanpakt (de zelfregulatie). Die feedback vraagt dialoog, motiveert en ondersteunt een leerling om een doel te bereiken, en leidt tot betere leerprestaties.
De onderzoekers stellen vast dat de feedback dan krachtig is wanneer het proces van feedback geven een cyclus is waarin telkens weer de doelen met heldere succescriteria worden vastgesteld en er na feedback wordt gekeken of het leerdoel is behaald of wat nog nodig is om dat leerdoel te bereiken.
De inhoud van dat wat er geleerd wordt. Dit is de feedback die het meeste voorkomt. Voorbeelden van deze soort feedback zijn vakspecifiek en zijn ook vaak op het niveau van goed of fout, waarmee je in de niet-specifieke feedback terecht komt.
Het is belangrijk dat je de feedback vanuit jezelf geeft (het is een IK-boodschap – zie kader): het gaat om wat jou opvalt aan het gedrag van de ander en wat dat met je doet. Goede feedback is daarnaast onderbouwd met concrete voorbeelden, zodat de ander weet wat zij een volgende keer anders moet doen.
Je creëert zo een setting waarin je openlijk met elkaar kunt praten. Na de IK-IK-JIJ boodschap geef je aan welk gedrag je wilt zien. Dit helpt je medewerker verder. Belangrijk is om niet alleen kritiek te geven, maar vooral in gesprek te gaan over een oplossing die beide partijen past.
De spontane ongecensureerde meningen van collega's over degene die feedback van jou moet krijgen, zijn ongezouten positief of negatief en vaak op niets gebaseerd. Haal dus niet de mening van anderen erbij, en vertrouw op je eigen inzichten. Dat maakt het feedbackgesprek eerlijker en sympathieker.
Ik-boodschap: Vertel de feedback vanuit jezelf. Op die manier verklaar je waarom je op een bepaalde manier reageert. Een ik-boodschap is: 'Ik merk dat ik mij niet goed kan focussen als ik hoor dat jij harde muziek aanzet. ' Een jij-boodschap is: 'Jij zorgt voor te veel geluidsoverlast met die harde muziek.
Een van de manieren om op een veilige manier feedback te geven is de ik-ik-jij-methode. Hierbij ga je uit van de feiten en nodig je vanuit je zorg de ander uit daarop te reageren. Bij de eerste 'ik' geef je zo feitelijk mogelijk aan wat je observeert. Meestal gaat het dan over wat je ziet of hoort.