Bij een beschouwing probeer je jouw publiek een mening te laten vormen over een probleem of kwestie. Dit doe je door verschillende kanten van het probleem naar voren te brengen. Deze visies op het probleem onderbouw je met feiten en meningen van deskundigen en betrokken in de kwestie.
Bij een beschouwing is het belangrijk dat je de goede en slechte kanten van het onderwerp goed belicht.Denk er goed aan dat je eigen mening niet te nadrukkelijk aanwezig is. Je mag natuurlijk wel noemen wat je zelf over het onderwerp vindt, maar dit moet de lezer niet beïnvloeden bij het maken van zijn eigen mening.
Je schrijft een 'lekkere' inleiding, een appetizer, om ervoor te zorgen dat je lezer zin heeft om verder te lezen. Gebruik bijvoorbeeld een verhaaltje, een persoonlijke ervaring of een vergelijking. In de inleiding zet je ook je centrale vraag. Koppel je onderwerp aan een interessante, verrassende invalshoek.
Je introduceert je onderwerp in je inleiding. Dan bespreek je in het middenstuk de voordelen en de nadelen. Je sluit af met een afweging van de diverse punten. In je inleiding introduceer je het probleem.
Een beschouwing is een tekst waarvan het doel is om de lezer kennis te laten maken met verschillende meningen, zodat de lezer ten slotte zijn eigen mening kan vormen (opiniëren). Hierin verschilt de beschouwing van het betoog, waarvan het doel is de lezer te overtuigen van een standpunt.
Bij een beschouwing probeer je jouw publiek een mening te laten vormen over een probleem of kwestie. Dit doe je door verschillende kanten van het probleem naar voren te brengen. Deze visies op het probleem onderbouw je met feiten en meningen van deskundigen en betrokken in de kwestie.
Zoals elke beschouwing begint met een inleiding, eindigt elke beschouwing met een slot. Het slot komt direct na het middenstuk. In het slot komt een korte samenvatting, je laat doorschemeren wat je eigen positie is en het eindigt met een uitsmijter.
De inleiding begint met een aandachtstrekker, gevolgd door de een uiteenzetting van het probleem en de centrale stelling en eindigt met de structuuraanduiding.
In een bouwplan staan alle onderdelen van het beschouwing; de inleiding, het middenstuk en het slot. Het is belangrijk om eerst het bouwplan schematisch in te vullen voordat je begint met schrijven. Met schematisch wordt bedoeld dat met steekwoorden opschrijft wat je in dat onderdeel wilt gaan behandelen.
Voorbeelden van beschouwende teksten zijn essays en recensies.
In het middenstuk is het inhoudelijke deel van je beschouwing. Je verwerkt hierin de verschillende posities van je stelling. Bij een beschouwing bespreek je een aantal verschillende posities bij een stelling. Dit zijn voor- en tegenargumenten die horen bij verschillende standpunten/posities.
De kern bestaat onder andere uit de argumenten die het standpunt onderbouwen. Behandel bij meerdere argumenten ieder hoofdargument in een nieuwe alinea. Horen de argumenten bij elkaar, zet ze dan bij elkaar in één alinea. Geef voorbeelden en gebruik feiten; zo verlevendig je het betoog.
In je inleiding geef je algemene informatie over je onderwerp en baken je je onderwerp af zodat je lezer weet waar je onderzoek over gaat. Met die informatie beschrijf je jouw doelstelling, probleemstelling en presenteer je de hoofdvraag en deelvragen van je scriptie.
Een beschouwing opinieert. Dat gaat via meningen, zoals in een opiniestuk. Zo kun je een onderwerp van verschillende kanten belichten, en een lezer of luisteraar zijn eigen mening laten vormen of verder aan het denken zetten. Een betoog probeert te overtuigen.
Een goede inleiding trekt de aandacht van de lezer en geeft aan waarover de tekst gaat. Een goed geschreven tekst bevat een inleiding van één of enkele alinea's. Na het lezen van de inleiding weet de lezer wat er komen gaat. Zo kan hij bepalen of de tekst voor hem interessant is om te lezen.
Beschouwing (Opiniërend)
De hoofdgedachte van een beschouwing is een open vraag. De schrijver vraagt zich iets af en komt al schrijvend / denkend wel of niet tot een mening.
Bij een beschouwing geeft de schrijver voor- en tegenargumenten bij een stelling of onderwerp, en uiteindelijk geeft hij zijn eigen mening. Deze mening kan weliswaar de mening van de lezer beïnvloeden, maar de beschouwing laat ook ruimte voor de lezer om een eigen afwijkende mening te vormen.
Een mening kun je onderbouwen met argumenten. Een argument geeft aan waarom je een bepaalde mening hebt. In een tekst vind je argumenten door te zoeken naar signaalwoorden, zoals want, omdat, namelijk en immers. Achter deze signaalwoorden vind je vaak argumenten die een bepaalde mening onderbouwen.
In een beschouwende tekst komen verschillende meningen naar voren, maar de mening van de schrijver staat niet in de tekst. De schrijver wil de lezers hun eigen mening laten vormen. Door middel van een informatieve tekst wil de schrijver de lezers iets leren, uitleggen of verklaren.
Signaalwoorden zijn woorden die een bepaalde samenhang aanduiden, zoals want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot.
eerst, vervolgens, dan, daarna, later, voorafgaand, toen, terwijl, voordat, nadat, zodra, vroeger. volgorde in tijd Eerst woonde hij hier alleen en nu is zijn vrouw hier ook komen wonen. door, waardoor, daardoor, doordat, zodat, te danken aan, te wijten aan, als gevolg van, had als gevolg, wegens.
De 7 tekstdoelen
Nou: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.