Alle getallen rechts van het honderdduizendtal worden een 0. Het antwoord is dus 5.400.000. Stel je moet het getal 5.329.999 afronden op honderdduizendtallen. Als je af moet ronden op honderdduizendtallen, dan moet je eerst kijken naar het getal rechts van het honderdduizendtal.
Als je probeert af te ronden naar het dichtstbijzijnde 100 tal, kijk je naar de plaats van de tientallen, de plaats rechts van het getal waar je naar afrond. Als de plaats van het tiental 5 of hoger is, dan rond je af naar boven. Het is een 5 (of hoger) dus ronden we af naar boven, naar 400.
Als je af moet ronden op duizendtallen, dan moet je eerst kijken naar het getal rechts van het duizendtal. Dat getal is een 3. Bij het afronden gelden altijd deze regels: Is het getal een 4 of lager, dan rond je af naar beneden.
Schrijf je 1 cijfer na de komma, dan rond je af 'op een tiende' of 'op 1 decimaal'. Schrijf je 2 cijfers na de komma, dan rond je af 'op een honderdste' of 'op 2 decimalen'.
Vuistregels. Als je wilt afronden op n decimalen, moet je kijken naar het eerstvolgende decimaal (n + 1). Als dit getal een 4 of lager is, rond je af naar beneden. Als dit getal een 5 of hoger is, rond je af naar boven.
Dat betekent dat je het laatste overblijvende cijfer groter maakt. De tweede 8 wordt een 9. Je rondt het getal af naar boven als het eerste weggelaten cijfer 5 of hoger is.
NAUWKEURIG, functie. Geeft als resultaat een getal dat naar beneden is afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal of het dichtstbijzijnde significante veelvoud. Het getal wordt naar beneden afgerond ongeacht het teken van het getal. Als het getal of de significantie echter nul is, is nul het resultaat.
Elk stukje van 0,01 is een honderdste en staan op de tweede plek achter de komma. Een honderdste zoals dat van 0,01 naar 0,02 kun je ook weer in 10 stukjes verdelen. Elk stukje van 0,001 is een duizendste en staan op de derde plek achter de komma.
TD = tienduizendtallen - 10.000, 20.000 etc. D = duizendtallen - 1.000, 2.000 etc. H = honderdtallen - 100, 200 etc. T = tientallen - 10, 20, etc.
Je kunt getallen op verschillende manieren afronden. Voorbeelden zijn een heel getal, op 1 decimaal of twee getallen achter de komma. Bij een heel getal komt er geen kommagetal. 1 decimaal is op 1 getal achter de komma, bij twee logischerwijs maar twee getallen.
De cijfers 0, 1, 2, 3, en 4 zorgen ervoor dat een getal naar beneden wordt afgerond. De cijfers 5, 6, 7, 8, en 9 zorgen ervoor dat een getal naar boven wordt afgerond. In de voorbeeldvraag moet je het getal afronden op 2 decimalen. Je moet dan kijken naar het derde getal achter de komma.
Je legt uit dat je een kommagetal af kunt ronden op tienden, door te kijken naar het cijfer dat achter de tienden staat, het aantal honderdsten. Dit is het tweede cijfer achter de komma. Is het cijfer lager dan 5, dan blijft het aantal tienden hetzelfde. Is het cijfer 5 of hoger, dan komt er 1 tiende bij.
Met behulp van een knop: Selecteer de cellen die u wilt opmaken. Klik op het tabblad Start op Decimaal verhogen of Decimaal verlagen om na het decimaalteken meer of minder cijfers weer te geven.
De eerste twaalf getallen zijn: 0, 0, 1, 0, 2, 0, 2, 2, 1, 6, 0, 5, … Het eerste getal is per definitie 0.
Een positieschema laat schematisch zien op welke posities de cijfers in een getal staan. Met H geeft men de honderdtallen aan, met T de tientallen en met E de eenheden.
Een procent is een honderdste deel van iets, bijvoorbeeld: drie procent van tweehonderd is zes.
5. Laat je kind nu naar de honderdsten van een seconde kijken. Het gaat zo snel, dat je niet eens goed kunt zien, welk getal er voorbijkomt. Zeg erbij, dat het honderd keer zo snel gaat als een seconde en dat er 100 honderdsten van een seconde in een hele seconde passen.
Als je de helft van een getal wil uitrekenen, deel je dit getal door twee.
Voldoende wil zeggen: 5,5 of hoger.
Doordat afrondingen gedurende de maand over elke transactie apart plaatsvinden en aan het einde van de maand de uiteindelijke kosten berekend worden over alle transacties, kan een afrondingsverschil ontstaan.
Één beduidend cijfer betekent dat je enkel de 2 van de 29 , 0 29{,}0 29,0 mag behouden. Er zijn echter twee belangrijke dingen hier: Omdat het cijfer na de 2 (de 9) groter is dan 5, moeten we de 2 naar boven afronden, de 2 wordt dus een 3. De 2 in 29 is een tiental.