Gaat patiënt niet hoesten dan kun je ervan uitgaan dat de sonde goed zit. Zuig hierna met de spuit maagsap op (lukt dit niet, dan is de sonde niet juist geplaatst, de sonde kan opgekruld in de maag zitten, trek de sonde 3 tot 4 cm terug en zuig nogmaals maagsap op.)
Ligging controleren
Wanneer de pH 5,5 of lager is, ligt de tip van de sonde in de maag. Controleer de ligging van de sonde altijd wanneer de sonde mogelijk is verschoven door: Het loslaten van de pleister. Hoesten of braken.
Wanneer de sonde goed ligt kunt u toediening van de voeding starten. De dagelijkse controle of de sonde goed ligt kunt u als volgt doen: De verpleegkundige heeft bij het plaatsen van de sonde een streepje op de sonde gezet.Controleer of dit streepje nog bij uw neusingang zit.
Het controleren van de sonde
Voordat u voeding of medicatie via de sonde geeft, controleert u of de sonde goed in de maag zit. Dat is belangrijk, want als de sonde niet goed in de maag zit kan uw baby last krijgen van hoesten of problemen met de ademhaling.
Om te voorkomen dat de sonde uit de neus valt of dat de sonde verschuift, is het belangrijk om eens in de 3 dagen of na een douchebeurt de pleister te vervangen. Wanneer de 3 dagen nog niet voorbij zijn maar de pleister niet meer goed kleeft, moet u hem ook vervangen.
Doorspoelen is belangrijk om verstoppingen te voorkomen. U moet de sonde minimaal vier tot zes keer per dag doorspoelen met 20 cc lauwwarm water. Doe dit in ieder geval voor en na het toedienen van sondevoeding en medicatie.
Het gebruik van sondevoeding kan complicaties met zich meebrengen. Misselijkheid en diarree zijn de meest voorkomende complicaties. Daarna volgen ongemakken veroorzaakt door een verstopte sonde.
☞ Wanneer de sondevoeding continu wordt toegediend, moet het toedieningssysteem tot aan de sonde na maximaal 96 uur worden vervangen. ☞ De voeding via de sonde of de PEG-katheter wordt binnen 24 uur toegediend, hetgeen inhoudt dat de zak of fles met voeding niet langer dan 24 uur mag aanhangen.
Mogelijk wordt u misselijk doordat de sonde niet goed zit. Hierbij kan het helpen de positie van de sonde te laten verplaatsen; Mogelijk bent u misselijk doordat er een te hoge toedieningssnelheid is ingesteld. Door de toedieningssnelheid te verlagen zal de misselijkheid mogelijk kunnen zakken.
Bij het overgaan op sondevoeding kan ontlasting er anders uit gaan zien. Het kan ook zijn dat de ontlasting minder frequent komt, bijvoorbeeld één tot twee keer per week. Door onvoldoende lichaamsbeweging, vochtopname en door sommige medicijnen wordt de kans op verstopping (obstipatie) vergroot.
Na elke toediening van sondevoeding moet u de sonde met 20-30 ml lauw water doorspoelen. Als u continu sondevoeding krijgt, dient u 4 tot 6 keer per dag de sonde door te spuiten om deze schoon te houden. Ook als de sonde niet wordt gebruikt, moet u deze wel 3 keer per dag doorspuiten met 20-30 ml water.
Draaien: draai 1 keer per dag u de PEG-sonde helemaal rond in het kanaal. Dompelen: schuif 2 maal per week het fixatieplaatje van de buikwand af en duwt u de sonde vijf centimeter in de maag en terug.
Toelichting • Bepaal hoe diep de sonde ingebracht gaat worden volgens de NEX methode (nose, earlobe, xiphoïd): meet met de punt van de sonde vanaf de neuspunt, onder de oorlel langs, naar het punt van borstbeen=maagkuiltje van de patiënt (gemiddeld 50 - 70 cm).
Sondevoeding komt het lichaam binnen via een sonde. Dit is een buigzaam slangetje. Het uiteinde van de sonde komt in de maag of in de dunne darm te liggen.Aan het uiteinde van de slang zit een opening waardoor de voeding de maag of de dunne darm inloopt.
Indicaties voor sondevoeding
Indicaties zijn: niet voldoende kunnen eten en drinken, bijvoorbeeld vanwege misselijkheid of slikstoornissen. niet mogen eten en drinken, bijvoorbeeld vanwege een grote operatie in het maag-darmkanaal of fistel (niet natuurlijke tunnel) in het darmkanaal.
Dompelen PEG(J)-sonde
Hiermee wordt voorkomen dat het inwendige plaatje dat in de maag zit in het maagslijmvlies vast gaat groeien. De sonde mag niet gedraaid worden! De dunnere sonde die door de PEG- sonde heen is gevoerd kan hierdoor namelijk terug krullen naar de maag.
Het inbrengen van maagsonde mag alleen door een arts of verpleegkundige gedaan worden die daarvoor bevoegd en bekwaam is: dit is namelijk een voorbehouden handeling.
Gebruik van sondevoeding
Als de sonde alleen gebruikt wordt om vocht aan te vullen, wordt meestal drie tot vier keer per dag een hoeveelheid water gegeven van 250 tot 300 ml. Zolang het slikken veilig is, kunt u naast de sondevoeding nog eten of drinken wat u lekker vindt.
Sondevoeding bevat alle voedingsstoffen die het lichaam dagelijks nodig heeft. De arts schrijft sondevoeding voor als u door ziekte, een behandeling of een operatie niet voldoende kunt of mag eten. Een goede voedingstoestand is nodig om in goede conditie te blijven en zorgt voor een betere genezing.
Een patiënt die sondevoeding krijgt, kauwt vaak minder en vloed vaak minder speeksel af. Hierdoor is de kans op ontstekingen en irritaties in de mond groter. Om dit te voorkomen is het kauwen van suikervrije kauwgom, zuigen van snoepjes en mondhygiëne (tanden en tong 3x per dag poetsen) extra belangrijk.
Bij een PEJ en een jejunumkatheter wordt de sondevoeding alleen druppelsgewijs toegediend, omdat toediening per portie mogelijk klachten geeft. Normaal gesproken blijft ons voedsel ongeveer twee tot drie uur in de maag, waar het wordt fijngemalen en gekneed.
STAP 2, breng de neusmaagsonde in:
- Bevochtig de sonde met kraanwater om het inbrengen te vergemakkelijken. - Zorg dat de zorgvrager het hoofd iets naar achteren buigt (zo wordt de sonde over de neusbodem ingebracht). Breng de sonde gedeeltelijk in tot de sonde de keelholte heeft bereikt.