Een beknopte bijzin kan in principe altijd tot een niet-beknopte bijzin worden herschreven, dus tot een bijzin met een persoonsvorm. Een niet-beknopte bijzin wordt ingeleid door een voegwoord. In de gegeven voorbeelden wordt dat: Terwijl ze luid gilde van de pijn kwam de gewonde vrouw de kamer binnenstormen.
Een beknopte bijzin is in de eerste plaats een bijzin zonder onderwerp. Het onderwerp van de bijzin kan worden weggelaten, omdat het gelijk is aan het onderwerp van de hoofdzin. Op het moment dat de bijzin een ander onderwerp heeft dan de hoofdzin noem je dat een “verkeerd aansluitende beknopte bijzin”.
Een voorbeeld hiervan is: 'De vrouw die daar fietst is vrolijk'. In deze zin is 'die daar fietst' de bijvoeglijke bijzin. Je vindt een bijvoeglijke bijzin na een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord. De bijvoeglijke bijzin is altijd deel van een zinsdeel dus geen op zichzelfstaand zinsdeel.
Een beknopte bijzin is een bijzin zonder onderwerp, persoonsvorm en gezegde. Als je er een gewone bijzin van maakt, moet het onderwerp van deze bijzin hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dit niet het geval is, krijg je een foutieve beknopte bijzin.
Een voorbeeld van een bijwoordelijke bijzin is 'Toen iedereen was gaan zitten begon de les'. In deze zin is het woord 'toen' een voegwoord. Het woord 'toen' drukt de relatie tussen de hoofdzin en de bijzin uit.
Bijzinnen worden op twee manieren ingedeeld: al dan niet met een persoonsvorm; zie beknopte bijzin.naar grammaticale functie:als attribuut; zie bijvoeglijke bijzin.
Een bijzin (ook wel afhankelijke of ondergeschikte zin) is een zin die een zinsdeel kan zijn in een zin of een onderdeel van een zinsdeel. Een algemeen kenmerk van bijzinnen is dat ze een woordvolgorde hebben waarbij de persoonsvorm achteraan staat.
Als je de hoofdzaken van een tekst samen wilt vatten, dan maak je een beknopte samenvatting. Bij het schrijven van deze samenvatting gebruik je signaalwoorden en verwijswoorden en schrijf je hele zinnen. Op deze manier is de samenvatting niet alleen voor jezelf begrijpelijk, maar ook voor anderen.
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden leggen een verband tussen twee hoofdzinnen, zinsdelen, woorden of woordgroepen, onderschikkende voegwoorden leggen een verband tussen een hoofdzin en een bijzin. Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want.
Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin? Een zin waar één persoonsvorm in staat, is altijd een hoofdzin.Een hoofdzin kan namelijk een zelfstandige zin zijn, terwijl een bijzin altijd een afhankelijke zin is. Een bijzin kan dus nooit op zichzelf staan (vandaar de naam bijzin).
Je kind kan een hoofdzin en bijzin van elkaar onderscheiden door naar de plaats van de persoonsvorm te kijken. In een hoofdzin staat deze namelijk altijd (bijna) vooraan, terwijl hij in een bijzin meestal verder naar achteren staat. Voorbeeld: Sanne plukt appels van een boom, omdat ze een appeltaart wil bakken.
Voor een beperkende betrekkelijke bijzin staat er geen komma. De informatie is noodzakelijk om de genoemde persoon of zaak te kunnen identificeren en kan dus niet weggelaten worden. Alle foto's waarop hij te zien was, zijn verdwenen. Dit is het dorp waar hij is opgegroeid.
Een uitbreidende bijzin voegt extra informatie toe, die in principe ook weggelaten zou kunnen worden. Een beperkende bijzin is niet weglaatbaar en specificeert ('beperkt') de betekenis van het antecedent. De komma kan dus voor een betekenisverschil zorgen.
Een bijvoeglijke bijzin die verklarende achtergrondinformatie bevat. De jongens, die te laat kwamen, moesten nablijven. De bijzin geeft min of meer terloops de verklaring voor het nablijven.
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
Enkele voorbeelden van nevenschikkende voegwoorden zijn: en, noch, alsmede, alsook, maar, doch, of, ofwel, dan, want, dus. Met Slimleren kun je op een leuke manier thuis extra oefenen met de vakken waar jij moeite mee hebt. Zo ben je beter voorbereid en heb je nooit meer stress voor toetsen.
In termen van redekundige ontleding bevat een zin normaal gesproken altijd een onderwerp en een gezegde (samen ook wel de zinskern genoemd) en vaak ook een lijdend voorwerp. De zin drukt dan door middel van het werkwoord bijv. een actie uit, die door het onderwerp wordt uitgevoerd.
Een samenvatting is een beknopt, maar volledig overzicht van de inhoud van een bron, geschreven in je eigen woorden. Een samenvatting is veel korter dan de tekst waaruit de informatie is overgenomen.
Abstract: De inhoud van een tekst wordt verkort weergegeven, maar zo dat de essentie niet verloren gaat.
in de lijst met antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis): beknopt ≠ diepgaand, grondig, intensief, radicaal, uitgebreid, uitvoerig.
De voegwoorden want, maar, en en of noemen we nevenschikkend. Neven betekende in oud-Nederlands naast. Deze voegwoorden verbinden twee zinnen van dezelfde soort. Dat kunnen twee hoofdzinnen zijn, maar ook twee bijzinnen.
Een betrekkelijke bijzin is een bijzin die wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord (bijvoorbeeld die), een voornaamwoordelijk bijwoord (bijvoorbeeld waarop) of een betrekkelijk bijwoord (bijvoorbeeld waar).