Vorm: De subjonctif wordt gevormd door achter de stam van het werkwoord (de nous-vorm zonder -ons) de volgende uitgangen te zetten:-e, -es, -e, -ions, -iez, -ent.
De subjonctif is een werkwoordvorm die in het Nederlands vroeger veel gebruikt werd, maar tegenwoordig alleen nog heel zelden voorkomt. We noemen het de aanvoegende wijs. We kennen het nu nog in uitdrukkingen als: Leve de Koning, Leve de Koningin.
Le subjonctif présent is de onvoltooid tegenwoordige tijd van de aanvoegende wijs. Deze subjonctif wordt gevormd door de uitgangen -e, -es, -e, -ions, -iez en -ent toe te voegen achter de stam van het werkwoord.
We gebruiken de aanvoegende wijs na bepaalde voegwoordelijke uitdrukkingen: avant que (voordat), bien que (hoewel), à moins que (tenzij), quoique (hoewel, ofschoon), pour que (opdat, zo dat) etc. Je reste ici à moins que tu partes. Ik blijf hier, tenzij jij weggaat.
In de Franse taal is de subjonctif alles behalve ouderwets en wordt het nog volop gebruikt. Zowel in gesproken als geschreven taal: “Je veux que tu sois heureux”. Je herkent de subjonctif (aanvoegende wijs) in een bijzin na 'que' en na bepaalde voegwoorden eindigend op -que.
De imparfait wordt gevormd door -ons (aan het einde van een werkwoord dat in de “nous vorm” en in de onvoltooid tegenwoordige tijd is vervoegd) weg te laten en de volgende vervoegingen te gebruiken: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.
De gérondif (het gerundium) wordt gevormd met en + het onvoltooid deelwoord. Het wordt gebruikt om aan te geven dat twee handelingen gelijktijdig plaatsvinden. Het heeft hetzelfde onderwerp als het hoofdwerkwoord.
De stam wordt verkregen door -er van het hele werkwoord (infinitief) af te halen. Alle andere regelmatige werkwoorden op -er worden op dezelfde wijze vervoegd.
Hoe vorm je de conditionnel présent? Om de conditionnel présent te vormen, neem je de stam van de futur simple en je voegt er de uitgangen van de imparfait (-ais, -ait, -ions, -iez of -aient) aan toe!
Het participe présent (onvoltooid deelwoord) is een vorm van het werkwoord die een handeling beschrijft en overeen komt met de '-d'-vorm of 'aan het' in het Nederlands. Het is onveranderlijk en eindigt altijd op -ant.
Le conditionnel is de Franse 'zou'-vorm. Le conditionnel is dus de onvoltooid verleden toekomende tijd. Vaak praat je in de conditionnel over iets wat je zou doen of zou willen doen in de toekomst. “Ik zou zo graag op vakantie willen!”
De conditionnel présent wordt gebruikt om iets beleefd te vragen en om een wens uit te drukken. "Je voudrais un croissant, s'il vous plaît". De conditionnel présent komt in het Nederlands overeen met de O.V.T.T. De vertaling is simpel: je chanterais betekent ik zou zingen.
Le passé composé is de werkwoordsvorm die we in het Nederlands kennen als de voltooid tegenwoordige tijd. Een voorbeeld hiervan in het Nederlands is bijvoorbeeld: “Ik heb gelopen.” Zoals je in dit voorbeeld kunt zien bestaat de voltooid tegenwoordige tijd uit twee werkwoorden: “heb” en “gelopen”.
Opmerking: L'été betekent ook 'de zomer', het seizoen tussen le printemps (de lente) en l'automne (de herfst).
Avoir (hebben) en être (zijn) zijn twee erg belangrijke werkwoorden in het Frans.
Je hebt een hulpwerkwoord nodig (hebben of zijn) en een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord (avoir/être) is altijd vervoegd. Dus de passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord. Je maakt het voltooid deelwoord door er van het hele werkwoord af te halen en dan een é achter de stam te plakken.
Hier zie je hoe het voltooid deelwoord (participe passé) zich aanpast: Het voltooid deelwoord wordt aangepast als: De passé composé vervoegd wordt met 'être'. Het voltooid deelwoord neemt dan het geslacht en getal van het onderwerp over.