De kernzin bevat de belangrijkste informatie, de kern van wat je wilt zeggen in die alinea. Het beste kun je de kernzin als eerste, tweede of laatste zin opnemen.Lezers kijken bij voorkeur op die plaatsen om een snel overzicht te krijgen van de inhoud.
Kernzin aan het begin van de alinea
De kernzin van de alinea staat meestal aan het begin: het is de eerste of tweede zin. Zo ziet de lezer meteen waar de alinea over gaat. De rest van de alinea werkt de hoofdgedachte uit de kernzin verder uit.
In een kernzin staat de belangrijkste informatie (de kern) van een alinea.Het geeft in één zin een overzicht van wat er in de hele alinea verteld wordt. Vaak staat de kernzin aan het begin of juist aan het einde van een alinea.
Een kernzin staat altijd aan het begin of aan het einde van een alinea. Bij het maken van een examenvraag is het dus belangrijk dat je tijdens het scannen van een tekst altijd de eerste en de laatste zin van elke alinea leest.
In de basis heeft elke alinea één kerngedachte. Dit is de belangrijkste informatie in de alinea: een soort hoofdonderwerp. Meestal vind je de kerngedachte in een kernzin: vaak de eerste zin of de laatste zin van de alinea. De rest van de alinea sluit hierop aan.
Uitwerking van de kernzin. De kernzin werk je uit in de rest van de alinea. Een alinea wordt daardoor gemiddeld tussen de drie en tien zinnen (of vier tot twaalf regels). Uitwerkingen van een kernzin kunnen onder andere bestaan uit een voorbeeld, een nadere uitleg of toelichting.
Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
Soms zijn uw trefwoorden synoniemen of soortgelijke woorden, niet het exacte trefwoord zoals gegeven in de passage en daarom kunt u proberen de betekenis ervan te begrijpen om het goed te relateren aan de juiste alinea. De nabijgelegen woorden en parafraseringsvaardigheden zullen u echter helpen de betekenis van de vraag te begrijpen.
Meestal 1ste of laatste zin in alinea. (ELZA) Heeft kernwoorden die letterlijk in titel en / of tussentitel voorkomen. Heeft kernwoorden die je kan linken aan de titel en / of tussentitel.
Middenstuk (kern)
Het middenstuk wordt ook wel de kern van de tekst genoemd. Hierin wordt het onderwerp van de tekst besproken. Het onderwerp wordt meestal van verschillende kanten bekeken en er worden verschillende onderdelen besproken. Deze verschillende onderdelen worden deelonderwerpen genoemd.
In een alinea bespreek je een thema met betrekking tot je hoofdonderwerp of deelonderwerp. Per alinea ga je in op één kerngedachte en schrijf je een of twee kernzinnen op. Een alinea begint op de volgende regel en springt soms in. Alinea's bestaan altijd uit meer dan een zin en komen in iedere tekst voor.
Kernwoorden zijn woorden die altijd gebruikt worden, ongeacht wie er praat, met wie ze praten, waar ze zijn, of waar het gesprek over gaat. Het kernvocabulaire bestaat vooral uit functiewoorden en werkwoorden die vaak worden gebruikt.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn.
Een goede alinea kan worden geschreven als deze goed is onderzocht en voldoende gegevens bevat die betrekking hebben op het onderwerp. De alinea moet een goede inleidende zin hebben en een goed uitgelegde beschrijving van het onderwerp en moet eindigen met een goede afsluitende zin die de hele alinea samenvat.
Een nieuwe alinea begin je als aan twee voorwaarden is voldaan: – er begint een nieuw (sub)onderwerp in de tekst;– sinds de vorige nieuwe alinea zijn er al heel wat zinnen gevolgd (bijvoorbeeld zes à zeven).
Naar een bedrijfsnaam met een vrouwelijk kernwoord verwijzen we met het vrouwelijke voornaamwoord haar. Als het kernwoord een de-woord is dat zowel mannelijk als vrouwelijk kan worden gebruikt, kunnen we er zowel met zijn als met haar naar verwijzen.
Sleutelwoorden voor een goede samenvatting. Nu weet je wat sleutelwoorden zijn: de belangrijkste woorden in een tekst die te maken hebben met het onderwerp. Ook weet je dat sleutelwoorden ook wel kernwoorden worden genoemd. En dat ze een goede basis vormen voor een samenvatting van de tekst.
Voorbeeld. Stel je voor, je leest een verhaal over een moedige ridder die een draak verslaat om een koninkrijk te redden. De sleutelwoorden in dit verhaal kunnen bijvoorbeeld 'ridder', 'draak', 'verslaan', en 'koninkrijk' zijn. Deze woorden geven direct aan waar het verhaal over gaat.
Technieken: Verschillende technieken worden gebruikt voor het extraheren van trefwoorden/zinnen. Deze omvatten statistische methoden op basis van frequentie of TF-IDF (Term Frequency-Inverse Document Frequency), op grafieken gebaseerde benaderingen zoals TextRank, machine learning-algoritmen, op regels gebaseerde methoden en domeinspecifieke technieken.
Zoek naar getallen, woorden met hoofdletters, cursieve woorden of specifieke terminologie als trefwoorden . Scannen naar trefwoorden in vragen, dan in passages en indien nodig in antwoordopties kan het zoekproces stroomlijnen. Voorbeelden laten zien hoe u trefwoorden kunt identificeren en gebruiken om relevante informatie in passages te vinden.
Kernteksten worden door examencommissies gespecificeerd voor studie , d.w.z. ze zijn wat zij belangrijk achten binnen de context van de studie Engelse literatuur. Het zijn vaak bekende teksten die jaar na jaar door studenten zijn bestudeerd en door de examencommissies zijn gekozen om samen te vallen met bepaalde eenheden.
Met de hoofdzaak te eindigen in de laatste alinea. In de kernzin staat dus vaak de hoofdzaak. de andere zinnen bevatten bijzaken. Die zeggen meestal iets over de hoofdzaak. Een kernzin is dan vaak de eerste of de laatste zin van de alinea.