Toch kan een argumentatieschema juist dienen om de structuur van een standpunt met argumenten duidelijk te maken. Je begint in een argumentatieschema altijd met het bovenste vakje.Hier zet je het standpunt neer.Vervolgens komen onder dit standpunt de argumenten te staan.
De enkelvoudige argumentatie
De onderschikkende argumentatie (ook wel ketenargumentatie genoemd) De nevenschikkende afhankelijke en onafhankelijke argumentatie.
In een argumentatiestructuur wordt op een rijtje gezet welke argumenten allemaal gebruikt worden door een schrijver in een betoog. Je maakt dus een overzicht van de argumenten die iemand gebruikt.
Er zijn vier hoofdvormen die aangeven hoe een argument (de argumenten zie je hieronder in de rode vlakken) een standpunt (in zwart) kan ondersteunen.
Goede argumenten voldoen aan twee eisen: Een goed argument is juist. Dat wil zeggen: het is waar wat je zegt. Een goed argument is daarnaast geldig: het gaat over het onderwerp van het meningsverschil en niet over iets anders.
Toch kan een argumentatieschema juist dienen om de structuur van een standpunt met argumenten duidelijk te maken. Je begint in een argumentatieschema altijd met het bovenste vakje. Hier zet je het standpunt neer. Vervolgens komen onder dit standpunt de argumenten te staan.
In een debat bedenk je argumenten voor of argumenten tegen de stelling. Dit betekent dat je redenen geeft waarom je het eens of oneens bent met de stelling. In dit voorbeeld zijn de drie vragen beantwoord bij de stelling 'mobiele telefoons op school moeten verboden worden'. Het gaat om argumenten voor de stelling.
Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: 'de stoelen zijn er erg prettig' en 'op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek'. Soms herken je argumenten aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.
Wanneer je argumenteert, probeer je een ander te overtuigen van jouw gelijk. Je hoopt hiermee te bereiken dat de ander zijn mening over het onderwerp verandert. Voorbeeld: “Faalangst is iets waar je invloed op hebt (standpunt), want je kunt je gedachten om leren zetten met cognitieve gedragstherapie (argument),”.
Het werkwoord beargumenteren betekent 'argumenten aanvoeren voor'. Het is een overgankelijk werkwoord. Dat betekent dat het een lijdend voorwerp bij zich krijgt.
Als een schrijver zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie.
In een betoog wil je, net als tijdens een debat, anderen overtuigen om jouw standpunt in te nemen. Dit doe je door argumenten te brengen die jouw (opgelegde) mening ondersteunen. Je gaat er in een betoog vanuit dat de lezer het oneens is met jouw standpunt óf nog geen mening heeft over het onderwerp.
Een tegenargument herken je aan dezelfde signaalwoorden als die waaraan je argumenten herkent: dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want.
Hier leggen we je uit wat een drogreden is! Een drogreden is een foutief argument. Vaak lijken drogredenen aannemelijk, maar dat zijn ze niet. Een drogreden kan een fout argument zijn omdat een argumentatieschema niet goed gebruikt wordt of doordat er een discussieregel wordt overtreden.
Een argument kan een reden of een voorbeeld zijn. Het verschil tussen een reden en een voorbeeld is dat er bij een reden wordt aangegeven waarom iemand iets wel of niet doet en bij een voorbeeld wordt er iets nagedaan, iets gemaakt of iets laten zien om iets te verduidelijken.
Met andere woorden: de argumenten onderbouwden het standpunt dat ingenomen was. Dit noem je pro-argumenten. Maar (bijna) ieder standpunt kent ook wel tegenargumenten: argumenten die het standpunt onderuit halen. Deze argumenten worden contra-argumenten genoemd.
De spreker of schrijver claimt dat het waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Feitelijke argumenten zijn controleerbaar. Feitelijke argumenten kunnen dus waar of onwaar zijn! Het is pas een feit wanneer de feitelijke uitspraak ook waar is.
Er bestaan maar liefst 12 verschillende soorten drogredenen.
Met argumenten probeert een schrijver zijn standpunt te onderbouwen. Je onderscheidt feitelijke en niet-feitelijke argumenten. Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.
Hoe herken je structuur in de tekst? Lees de paragraaftitels, de eerste zinnen van de belangrijkste paragrafen en tussenkopjes. Deze vertellen waar de tekstdelen over gaan en meestal is dat voldoende om de belangrijkste ideeën te begrijpen. Let op signaalwoorden waarmee de auteur de structuur en gedachtegang aangeeft.
Een zakelijke tekst (artikel, brief, beschouwing, enzovoort) heeft vaak een vaste indeling: inleiding, middenstuk en slot. Elk deel heeft een specifieke functie en kan uit meer dan één alinea bestaan. Het middenstuk bestaat meestal uit verschillende alinea's, inleiding en slot vaak uit één.