In de prehistorie woonden mensen in zelfgemaakte hutjes of in grotten. Mannen jaagden op bijvoorbeeld mammoeten en rendieren voor vlees. En vrouwen verzamelden bessen, vruchten, noten, knollen, wortels en bladgroenten die je kon eten. Daarom noem je de mensen die toen leefden jager-verzamelaars.
Zij leefden van het jagen op dieren en het verzamelen van bijvoorbeeld bessen en paddenstoelen. Als ze genoeg hadden gejaagd en verzameld in een gebied, verhuisden ze naar het volgende gebied. Daarom leefden ze nooit lang op dezelfde plek. Deze mensen leefden helemaal niet in grotten, maar in zelfgemaakte hutten.
In de prehistorie gingen mensen schrikbarend vroeg dood. Tot ongeveer 30.000 jaar terug. Toen werd vermoedelijk een deel van de mensheid vijftig jaar oud en was er zelfs een groep die de tachtig of negentig haalde. Hoe de mensheid die sprong vooruit maakte, is nog niet helemaal duidelijk.
De oermens in Europa woonde tot een half miljoen jaar geleden in de buurt van de kust. Hier was het klimaat mild en konden ze hun dieet aanvullen met eiwitrijk voedsel uit de zee. Pas na de ontdekking van vuur en verbetering van jachttechnieken bewoonde de oermens ook de binnenlanden.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Denk aan het hoeden en het verzorgen van het vee, meehelpen met koken, oppassen op kleine kindjes, eten en grondstoffen verzamelen uit de natuur, het maken van vezels en draden door twijnen of spinnen, en ga zo maar door. Kinderen werden al vroeg volwassen en waren al eerder aan het werk dan nu.
In de prehistorie woonden mensen in zelfgemaakte hutjes of in grotten. Mannen jaagden op bijvoorbeeld mammoeten en rendieren voor vlees. En vrouwen verzamelden bessen, vruchten, noten, knollen, wortels en bladgroenten die je kon eten. Daarom noem je de mensen die toen leefden jager-verzamelaars.
Helaas bestaat het spraakkanaal voor het grootste deel uit zacht weefsel, en daar zijn geen fossielen van. In het spraakkanaal is één botje aanwezig: het tongbot, een hoefijzervormig botje van ongeveer vier bij vier centimeter vlak boven het strottenhoofd. Dat tongbot helpt om de luchtweg open te houden.
De eerste mensen, Homo habilis en Homo rudolfensis leefden 2,4 miljoen jaar geleden als jager-verzamelaar. Hun opvolgers - Homo erectus, Homo heidelbergensis, de neanderthaler (Homo neanderthalensis) - leefden ook van jagen en verzamelen. Jagers en verzamelaars gebruikten werktuigen van steen, been en hout.
Ze leefden meestal als nomaden: ze trokken in groepen rond. Dat moest vaak wel, want na een tijd raakten de eetbare planten en de prooidieren in het gebied waar ze waren op. Ze trokken verder naar een nieuw gebied waar genoeg eten te vinden was. In die tijd wisten de mensen nog niet hoe ze gewassen konden verbouwen.
Ze kunnen, net als bijen en apen, kort en feitelijk communiceren. Maar ze hebben ook melodische capaciteiten en kunnen met woorden husselen. Zinnen die bestaan uit dezelfde feitelijke woorden, krijgen dan opeens een heel andere betekenis: een kunstje dat mensen van vogels hebben afgekeken.
Er wordt aangenomen dat de gemiddelde leeftijd van de middeleeuwse mens rond de 35 jaar lag. Dat leidt vaak ook tot het idee dat je als je begin dertig was, al erg 'oud' was en het einde van je leven al in zicht kwam. Dit is echter niet helemaal waar.
Ze leefden van de jacht en verzamelden voedsel in de bossen. Ze hadden geen vaste woonplaats, maar trokken achter de kuddes rendieren aan.
Onderzoek laat zien dat de oermens een alleseter was en in die tijd moest eten wat voorhanden was; fruit, vis, vlees en noten. Maar het voedsel waarop al onze voorouders konden terugvallen waren knollen en wortels, die net als granen, veel zetmeel bevatten en daarmee energie leveren.
Heel lang geleden, in de prehistorie bestonden er nog geen bedden. De mensen sliepen gewoon op de grond, onder dierenhuiden. De oude Egyptenaren sliepen niet met een hoofdkussen zoals wij, maar met een hoofdsteun. Ze sliepen daarbij op hun zij.
De eerste boeren kwamen hier ongeveer 7000 jaar geleden wonen. Ze leefden heel anders dan de jagers die al in ons land leefden. De boeren woonden op een vaste plek, in huizen gemaakt van stro, leem, takken en boomstammen. De bomen werden omgehakt met grote bijlen, een nieuwe uitvinding van de boeren.
Prehistorie, voorgeschiedenis of oertijd is een periode in de menselijke geschiedenis. Over de precieze afbakening en het definiëren van deze periode bestaat behoorlijk wat discussie. In ruimere zin wordt de term gebruikt voor de geschiedenis die héél erg lang geleden is, alhoewel dat een vaag begrip is.
De mannen jaagden met pijl en boog, en met speren. Ze zochten eerst naar sporen en luisterden naar geluiden. Kleine dieren vingen ze door valstrikken te zetten. Bij het vissen gebruikten ze een harpoen, een soort speer.
Dat dieren met elkaar communiceren is al heel lang bekend. Charles Darwin gaf al voorbeelden van waarnemingen waarbij werd vastgesteld dat dieren beschikken over eigenschappen die nodig zijn voor communicatie met soortgenoten zoals nieuwsgierigheid, imitatievermogen, aandacht, geheugen, verbeelding en redeneren.
Volgens die definitie zou de prehistorie duren van 2,5 miljoen jaar geleden tot 100 voor Christus. Oude Steentijd (Paleolithicum - 2,5 mln tot 10.500 v.C.) Middensteentijd (Mesolithicum - 10.500 tot 5.300 v.C.) Nieuwe Steentijd (Neolithicum - 5.300 tot 3.200 v.C.)
Voor het koken van voedsel maakte men daarom gebruik van verhitte stenen. Onze prehistorische voorouders legden de keien hierbij in het vuur tot deze gloeiend heet waren. Daarna vulden ze een leren zak met water, deden het eten erbij en plaatsten de stenen vervolgens in het water.
In de steentijd liepen op de aarde verschillende dieren rond, waarvan er tegenwoordig een aantal uitgestorven zijn, zoals de holebeer, mammoet, het reuzenhert, het oeros en de steppenwisent (steppe bizon). Verder liepen er ook rendieren rond.
De oude steentijd loopt van ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden tot en met de laatste ijstijd, in Nederland ongeveer 10.000 v. Chr. In deze periode leefden de mensen als jager-verzamelaars. Hierbij maakten ze gebruik van ongeslepen stenen gereedschap, zoals vuistbijlen.