Als u na de operatie met een blaaskatheter naar huis gaat, is het belangrijk om te weten hoe u deze het beste kunt verzorgen en wat u kunt doen wanneer u klachten krijgt. U houdt de blaaskatheter ongeveer vijf dagen in. Als de katheter weer is verwijderd krijgt u een blaastraining, zodat u zelf weer goed kunt plassen.
Afhankelijk van uw herstel kunt u de dag na de operatie weer naar huis. U gaat naar huis met een verblijfskatheter. Deze katheter blijft ongeveer tien tot veertien dagen zitten.
Bij operaties van 2 uur of langer krijgt u altijd een katheter, omdat iemand onder narcose of een ruggenprik niet kan plassen. Een katheter voorkomt dan dat de blaas te vol wordt. We plaatsen de katheter pas nadat u onder narcose bent of een ruggenprik hebt gekregen. U merkt hiervan dus niets.
Als de katheter op de afdeling is verwijderd, moet u elke 2 uur gaan plassen. Pijn in uw onderbuik of flanken kan een teken zijn dat uw blaas vol is. Dan moet u eerder gaan plassen. Dit geldt zowel voor overdag als 's nachts.
Hoe lang de katheter kan blijven zitten, is afhankelijk van het materiaal van de katheter. Vaak wordt de katheter na zes tot twaalf weken verwisseld. Voor het wisselen van de katheter heeft u een afspraak gemaakt. Een verpleegkundige van de polikliniek Urologie wisselt de katheter.
Door het handmatig leegtrekken kunnen gerimpelde ballonrandjes (zie foto) ontstaan waardoor het uittrekken van de katheter gevoelig of pijnlijk kan zijn voor de patiënt.
Bij harde ontlasting kunt u de neiging krijgen om te persen en als gevolg daarvan kan er urine langs de katheter lopen. Om uw ontlasting soepel te houden is het ook van belang om genoeg te drinken. De arts of verpleegkundige zal u vertellen of en wanneer de katheter verwisseld moet worden.
Het inbrengen van de katheter is niet pijnlijk, maar kan wel een onaangenaam gevoel geven. Vervolgens wordt de ballon via het slangetje langzaam met water gevuld. Het inbrengen van de katheter duurt ongeveer tien minuten. Daarna heeft u een gesprek met de verpleegkundige.
U kunt het eerste uur na de ingreep last hebben van een branderig gevoel bij het plassen of van een versterkte plasdrang. Bij sommige patiënten duurt dit enkele dagen. Wanneer de plasdrang te vervelend voor u is, kunt u contact opnemen met de polikliniek urologie. Eventueel kunnen hier medicijnen voor gegeven worden.
Wie niet kan plassen na een operatie, kan met medicatie behandeld worden die de spiercellen rond de blaashals ontspannen. Bij chronische urineretentie door prostaatvergroting wordt ook medicatie voorgeschreven, maar op lange termijn kan een operatie nodig zijn.
Zolang u een verblijfskatheter heeft, kunt u niet gewoon plassen. De urine loopt weg door de katheter, zonder dat u het merkt. Met een verblijfskatheter kunt u bijna alles doen wat u gewend was. De urine wordt opgevangen in een opvangzak.
's Nachts sluit u de grotere urine-nachtzak op de urine-beenzak aan. Deze heeft een inhoud van twee liter, zodat u rustig door kunt slapen. De opvangzak kunt u in een rekje aan de zijkant van uw bed hangen.
Na de TOT operatie
Meestal kunt u na enkele uren zelf plassen. Na een ruggenprik krijgt u een katheter tot de verdoving is uitgewerkt. Nadat u zelf de eerste keren geplast heeft, controleert een verpleegkundige met een scan of u de blaas voldoende leegt. Na twee à drie keer plassen lukt dit meestal goed.
De meest voorkomende reden om een katheter in te brengen is incontinentie, bijvoorbeeld door een vergrote prostaat of verzakking van de blaas, waarbij de plasbuis wordt dichtgedrukt. Een andere reden om een katheter in te brengen is het ontlasten van de urinewegen na een operatie in dat gebied.
De verwijdering van de dubbel-J katheter wordt uitgevoerd met een cystoscoop. Met een cystoscopie kan onderzoek gedaan worden in de plasbuis, het prostaatgebied of de blaas. Ook wordt dit onderzoek gebruikt om een dubbel-J katheter in te brengen of uit te halen.
De katheter via de buikwand (suprapubische katheter) wordt ingebracht onder plaatselijke verdoving. De uroloog maakt een klein sneetje in uw buik (net boven het schaambeen) en brengt zo de katheter in uw blaas. Er zit dan geen slangetje in uw plasbuis en het is dus nog mogelijk om op de normale manier te plassen.
De Richtlijn V&VN1 geeft aan dat verblijfskatheters 's avonds verwijderd kunnen worden (voor 12 uur 's nachts) met als gevolg een korter verblijf in het ziekenhuis. Daarentegen geven ze aan dat katheters toch veelal 's ochtends verwijderd worden, zodat eventuele retenties overdag behandeld kunnen worden.
Als blijkt dat u weer goed kunt plassen, gaat u zonder katheter naar huis. Als er te veel urine achterblijft in uw blaas, is het nodig dat de verpleegkundige opnieuw een katheter inbrengt.
Lukt het niet om spontaan te plassen of blijft er te veel urine achter in de blaas na het plassen? Dan kan u eventueel 1 keer gekatheteriseerd worden. Dit is 1 keer de blaas leeg maken met een katheter.
Door het inbrengen van een blaaskatheter kun je last krijgen van verschillende complicaties, zoals: Urineweginfecties. Blaaskramp. Lekkage of verstopping van de katheter.
Om verstoppingen van de katheter te voorkomen, adviseren we u 1,5-2 liter per dag te drinken. Als u voldoende drinkt, stimuleert u ook dat uw ontlasting regelmatig komt en niet te hard is. Bij harde ontlasting gaan veel mensen persen waardoor urine langs de katheter kan lopen. Veel drinken kan dat voorkomen.
In de meeste gevallen kunt u gewoon uw leven blijven leiden met een verblijfskatheter. Toch kunnen er soms probleempjes ontstaan. Vaak kunt u die met een kleine handeling zelf oplossen. Daarom is het handig om te weten hoe u dat doet.
De urine-opvangzakken spoelt u na gebruik om met lauwwarm water. De katheter mag er 3 tot 12 weken in blijven zitten, dit is afhankelijk van de soort katheter die u heeft gekregen. Hoe vaak de katheter wordt vervangen, is afhankelijk de soort katheter, steenaanslag en het advies van de arts.
Doorgaans geldt als regel: als er 100- 200 milliliter (ml) urine achterblijft, moet u een keer per dag katheteriseren, bij 200- 300 ml twee maal, bij 300- 400 ml drie keer per dag en zo verder.
Een katheter is een soepele, holle slang waardoor urine uit de blaas kan aflopen. De katheter blijft vastzitten in de blaas door een ballonnetje dat wordt opgeblazen via dit slangetje. Aan het einde van de katheter is een zak bevestigd, die de urine opvangt.