De laatste ijstijd begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde ruim 10.000 jaar geleden. Tussen 115.000 en 130.000 jaar geleden was het klimaat warm. Die periode is vergelijkbaar met nu qua temperatuur.
De ijstijden duurden gemiddeld ongeveer 80.000 jaar glaciaal en interglacialen ongeveer 20.000 jaar. Maar ook tijdens een glaciaal was het zeker niet voortdurend zeer koud. Een korte periode in een ijstijd waarin het relatief koud was, wordt een stadiaal genoemd.
De laatste ijstijd liep ongeveer 10.000 jaar geleden af. Nu leven we weer in een tussen-ijstijd: het Holoceen. Klimatologen verwachten dat dit interglaciaal over ongeveer tienduizend jaar afloopt: er staat dan weer een nieuwe ijstijd voor de deur.
De Kleine IJstijd begon rond 1430 en duurde tot halverwege de negentiende eeuw. Gemiddeld lag de temperatuur in ons land zo'n 1 tot 2 graden lager dan nu.
De laatste ijstijd eindigde zo'n 12.000 jaar geleden.
Neanderthalers waren de mensen die in de ijstijd leefden. Ze leefden in Europa tijdens de laatste twee ijstijden: het Saalien en het Weichselien. Leven in de ijstijd was zwaar. Je moest niet alleen de kou trotseren, maar je moest ook op zoek naar voedsel.
Tijdens een IJstijd daalt de wereldgemiddelde temperatuur meer dan 4 graden. Een IJstijd eindigt wanneer de hoeveelheid zonnestraling in de zomer weer voldoende toeneemt en de ijskappen smelten.
De laatste ijstijd begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde ruim 10.000 jaar geleden. Tussen 115.000 en 130.000 jaar geleden was het klimaat warm. Die periode is vergelijkbaar met nu qua temperatuur. De één-na-laatste ijstijd was zó koud dat gletsjers uit Scandinavië ook Nederland bedekten.
Het Weichselien was de laatste van de duidelijk koudere perioden (de glacialen) die in het Pleistoceen optraden. Tijdens het Weichselien waren België en Nederland niet door landijs bedekt.
Tijdens deze ijstijd bereikte het landijs Nederland: het ijs reikte tot de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen. Langs deze lijn en ook ten noorden vinden we uitgesproken vormen in het landschap die in die periode gevormd zijn. Vormen die door het landijs in het Saalien zijn ontstaan.
Klimaatdoelen 2030 en 2050
Doel van het akkoord is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius. Met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius. Om de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs te halen zijn afspraken in Europa gemaakt.
Een ijstijd is een lange periode van kou, soms zelfs extreme kou. Noord-Europa, en dus ook Nederland, heeft 3 ijstijden gekend. Zo'n periode kon heel lang duren. De laatste ijstijd duurde meer dan 100.000 jaar!
Met het einde van de ijstijd en het aanbreken van het Holoceen, zo'n 10.000 jaar v. Chr., begon de midden-steentijd (mesolithicum).
De draai die de aarde rond de zon maakt, en waar die een jaar over doet, noemen we de omwenteling van de aarde. Die baan van de aarde rond de zon wordt steeds langer of steeds korter, en dat wisselt ieder 100.000 jaar. Als de baan om de aarde langer wordt, zitten we in een ijstijd.
In de laatste ijstijd, van 115 000 tot zo'n 10 000 jaar geleden, lag de huidige Noordzee helemaal droog, doordat de ijskappen enorm veel zeewater in zich hadden opgenomen.
Het geologisch tijdvak Weichselien (Vlaanderen: Weichseliaan of Weichsel), ook wel Weichselglaciaal genoemd, is een etage van de serie Pleistoceen, die duurde van 116.000 tot 11.700 jaar geleden. Het Weichselien komt na het Eemien en wordt opgevolgd door het Holoceen.
100.000 jaar geleden zaten we midden in een ijstijd. Enorme ijskappen bedekten grote delen van noordelijk Europa. Voor Nederland waren gemiddelde wintertemperaturen van –20 graden Celsius heel normaal. Dit duurde tot ongeveer 15.000 jaar geleden.
Mondiale temperatuurregistraties, die uit ijskernen, boomringen, en sedimenten in meren zijn verkregen, hebben aangetoond dat de aarde in de 'middeleeuwse warme periode', globaal genomen iets koeler (0,03 graden Celsius) was dan in het begin en midden van de 20e eeuw.
Volgens evolutionistische wetenschappers zijn er al miljoenen jaren lang afwisselingen van koude perioden (ijstijden) en warme perioden (interglacialen). Seculiere wetenschappers verschillen van mening over het precieze aantal ijstijden, maar een veelgehoord antwoord is tussen de twintig en de vijftig.
De laagste temperatuur die we ooit op aarde hebben gemeten is 89,2 graden Celsius onder nul. Dus -89,2°C. Dat was bij het Vostok Station, een Russisch onderzoekstation op Antarctica. Maar het schijnt op sommige plekken zelfs nog kouder te zijn geweest.
De koudste periode van de laatste ijstijd vindt plaats tussen 30.000 en 12.000 jaar geleden. Dan bereiken de ijskappen noord-Duitsland. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur in Europa was meer dan 10 graden Celsius lager dan tegenwoordig.
Recent gepubliceerde studies op basis van pollenonderzoek in permafrost-gebieden tonen dat kruidachtige planten tijdens de laatste ijstijd tot 63% van de flora innamen met daaronder soorten als weegbree en chrysanthemum. Ongeveer 27% van de vegetatie bestond uit grassen.
Die vulkanen stootten toen gigantisch veel aerosolen – in de vorm van roet- en stofdeeltjes – uit, die het effect van de CO2 ophieven. Deze deeltjes blokkeerden het zonlicht, waardoor de aarde afkoelde en korte ijstijden ontstonden. En in dit barre klimaat konden de dinosauriërs heel goed overleven.
Over de periode van de rendierjagers die leefden in de laatste ijstijd is meer bekend. Deze mensen jaagden op zoogdieren (land- en zeedieren) en visten.