Het lijdend voorwerp is antwoord op de vraag: wie/wat + onderwerp + gezegde?
Zoek eerst het gezegde en het onderwerp. Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van. Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.
- 'Ik koop een nieuwe fiets' wordt dan 'Een nieuwe fiets wordt gekocht (door mij). ' Het lijdend voorwerp een nieuwe fiets is grammaticaal onderwerp van wordt in de passieve zin. - 'Renée riep hem' wordt 'Hij werd geroepen (door Renée). ' Het lijdend voorwerp hem is grammaticaal onderwerp van werd in de passieve zin.
Staat er een naamwoordelijk gezegde in de zin?Dan heeft de zin geen lijdend voorwerp. Je kind kan het beste op zoek gaan naar een koppelwerkwoord om dit te bepalen. Wanneer er een koppelwerkwoord in een zin staat, gaat je kind op zoek naar een naamwoordelijk gezegde in plaats van naar het lijdend voorwerp.
Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen: lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp?
Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord. Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp. In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.
Als in de zin een meewerkend voorwerp zit, is er ook heel vaak een lijdend voorwerp aanwezig. Dat zie je ook wel aan de vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te vinden: Aan/voor wie/wat + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)? Het lijdend voorwerp staat niet voor niks tussen haakjes.
Het lijdend voorwerp van de zin doet zelf niets.Er wordt iets mee gedaan; het ondergaat iets. Om het lijdend voorwerp te vinden, stel je de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp? Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp van de zin.
Intransitieve werkwoorden: Sommige werkwoorden hebben geen lijdend voorwerp nodig om zinvol te zijn, omdat ze handelingen beschrijven die niet overgaan op een voorwerp. Bijvoorbeeld: - Ze slaapt.- Hij lachte.- Ze dansten.
Het meewerkend voorwerp vinden lukt je als je de persoonsvorm, het onderwerp, het gezegde, eventueel het lijdend voorwerp in de zin hebt gevonden. Je vindt het mv door de vraag: Aan wie/ Voor wie + onderwerp, gezegde en eventueel lijdend voorwerp?
Overgankelijk werkwoord: Ze liep een marathon. Inovergankelijk werkwoord: We rennen elke dag. Kassa en marathon zijn lijdende objecten . Alleen omdat er een zelfstandig naamwoord achter het werkwoord staat, betekent nog niet dat het een lijdend object is.
Wat is het schema voor het ontleden van zinnen? Redekundig ontleden gaat altijd volgens een vaste volgorde. De volgorde ziet er zo uit: persoonsvorm – gezegde – onderwerp – lijdend voorwerp – meewerkend voorwerp – bijwoordelijke bepaling.
Zijn sleutels = lijdend voorwerp . De ruimtealien was blij dat hij een reservesleutel onder de vleugel had geplakt.
Je kunt het lijdend voorwerp vinden in drie stappen. Eerst zoek je het onderwerp in de zin.Vervolgens zoek je het gezegde in de zin.Ten slotte stel je jezelf de vraag: wie of wat + het onderwerp + het gezegde?
Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling? Bij zinsontleding zoek je eerst de persoonsvorm en het onderwerp van de zin. Dan kijk je of er een lijdend voorwerp en eventueel een meewerkend voorwerp in de zin staat. De overgebleven zinsdelen zijn vaak bijwoordelijke bepalingen.
Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
OW'er, oorlogswinstmaker, een scheldwoord voor iemand die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland profiteerde van de neutraliteit van Nederland om, bijvoorbeeld door speculatie in schaarse grondstoffen, hoge winsten te behalen. Ow (band): Belgische band.
Wat is een lijdend voorwerp? Een lijdend voorwerp is het ding waarop het onderwerp reageert - het ontvangt de actie van het werkwoord.
Mij (of me) is de voorwerpsvorm.
Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
Het werkwoordelijk gezegde (wg) is het zinsdeel dat zegt wat het onderwerp 'doet' of 'overkomt'. Het werkwoordelijk gezegde bestaat alleen uit werkwoorden. In sommige zinnen is het werkwoordelijk gezegde gelijk aan de persoonsvorm, soms bestaat het werkwoordelijk gezegde uit de persoonsvorm plus de andere werkwoorden.
Ze leren hoe ze zinnen kunnen variëren, zinslengtes kunnen aanpassen, en kunnen zorgen voor een logische opbouw van hun teksten. Bij de analyse van literaire teksten kunnen leerlingen door middel van zinsontleding beter begrijpen hoe schrijvers taal gebruiken om betekenis en effect te creëren.