Door je kind stukje bij beetje los te laten, geef je het deze ruimte en bouwt het zelfvertrouwen en verantwoordelijkheidsgevoel op. Wanneer kinderen veel dingen uit handen genomen wordt, leren ze niet zelf om te gaan met situaties en krijgen ze niet de kans vertrouwen in hun eigen kunnen op te bouwen.
Kijk samen met je kind wat er aan de hand is, probeer te helpen maar niet alles uit handen te nemen (hij moet het immers wel zelf leren) en stimuleer hem! Geef hem vertrouwen door juist niet alles van hem over te nemen! Gaat het mis op school, dan mag je uiteraard ingrijpen.
Je kunt dat doen door je eigen hobby's of werkzaamheden uit te voeren. Of samen met vrienden of je partner leuke dingen te doen. Als het namelijk goed met jou gaat, kan je er ook beter voor je kind zijn. Daarnaast heb je nog het loslaten zodat je kind zich kan ontwikkelen.
Wat je wel kunt doen, is aangeven dat je het jammer vindt dat je hem bijvoorbeeld niet naar bed mag brengen. Blijf je kind uitnodigen om dingen samen te doen, maar laat het initiatief voor contact bij hem. Grote kans dat je kind binnen een paar maanden ook leuke dingen met jou wil ondernemen.
Maak duidelijk dat je hém niet zat bent, maar dat je denkt dat het jullie allebei goed zal doen als hij zelfstandig gaat wonen. Laat hem vervolgens vertellen hoe hij erin staat en vraag daarbij door. Wat maakt dat hij nog niet weg wil? Luister goed naar hem, zonder meteen een weerwoord te geven.
Meerderjarige kinderen uit huis zetten
Een meerderjarig kind mag zonder meer uit huis worden gezet, omdat je als ouder dan niet meer het gezag over je kind hebt. Je onderhoudsplicht blijft echter wel bestaan (uitzonderingen daargelaten) tot je kind 21 jaar wordt.
Accepteer geen smoesjes. Leer je kind alles wat hij gaat tegenkomen als hij straks het huis uitgaat. Dat geeft je kind niet alleen een praktische voorbereiding, maar ook het perspectief dat hij straks echt voor zichzelf moet gaan zorgen." "Laat je kinderen kostgeld betalen.
Wanneer je een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis hebt, ben je bang voor situaties waarin mensen je negatief kunnen beoordelen. Je voelt je vaak diep onzeker. Je bent ervan overtuigd dat je onaantrekkelijk bent en minderwaardig aan andere mensen. Je houdt je mening vaak voor je en je past je aan je omgeving aan.
Als een kind roept dat hij niet meer naar de andere ouder wil gaan, besef dan dat dit in de regel niet in het belang van het kind is. Echter, als een kind roept dat hij of zij niet meer naar de andere ouder wil, moet dit wel serieus genomen worden. Het kind laat door deze roep zien dat er iets aan de hand is.
Ouderverstoting heet ook wel oudervervreemding of Parental Alienation Syndrome (PAS) genoemd en is eigenlijk een vorm van kindermishandeling. Een kind dat te maken krijgt met ouderverstoting kan hier vaak levenslang last van houden.
“Realiseer je dat het nooit de schuld is van je kind dat jij je teleurgesteld voelt. Het komt door jouw gedachtes en verwachtingen en daar kan een kind niets aan doen. Ieder kind is zoals hij is. Dat kun je een beetje bijsturen, maar verder zijn het toch echt gewoon eigen individuen.
Ouderverstoting door een volwassen kind komt bij meer mensen voor en kan enorm veel angst en zorgen opleveren. Weet je niet meer hoe je uit deze situatie komt en zie je geen toekomst meer, zoek dan hulp. Praat met een naaste zoals een vriend(in) of familielid en probeer jouw gevoelens onder woorden te brengen.
Liegen heeft te maken met de fase waarin je kind zit (zijn ontwikkeling) of met een bepaalde angst. Bijvoorbeeld omdat je kind bang is voor straf of afkeuring. Je kind wil dan door te liegen een straf voorkomen. Of je kind is erg onzeker en doet zichzelf anders voor dan het is.
Regelmatig kan het kinderlijke gedrag nog naar voren komen in de eerste jaren van de puberteit. Daarnaast kunnen pubers vaak dwars en opstandig zijn. Dat is een normaal onderdeel van hun ontwikkeling: pubers zijn immers op zoek naar een eigen identiteit en dwars gedrag hoort daarbij.
Kinderen worden op hun 18e verjaardag meerderjarig. Pas vanaf dat moment mogen ze alle beslissingen zelf nemen en zijn ze vrij om te gaan en staan waar ze willen. Dat betekent dat ze dan ook zelf mogen kiezen bij welke ouder ze willen wonen (of ergens anders) en hoe vaak ze hun ouders bezoeken.
Accepteer de keuze van je kind, en zeg tegen je kind dat het goed is. Geef je kind het gevoel en de boodschap mee dat je van hem/haar houdt. Maak duidelijk dat je kind altijd welkom is bij je. Geef je kind het gevoel dat hij/zij bij jou terecht kan en altijd naar je toe mag komen.
Gedrag van de controlerende ouder:
Uitsluitende negatieve informatie over de andere ouder delen met het kind. Met smoesjes het contact tussen het kind en de andere ouder beperken. Niet of moeizaam nakomen van de (gerechtelijke) contactregeling. Ex-partner niet informeren over het welzijn en de ontwikkeling van het kind.
Werd je uitgestoten of afgewezen, dan was de kans op overleving klein. Om die reden reageren onze hersenen heftig op afwijzing en geven ze ons een prikkel om voorzichtig te zijn. Ook opvallend, volgens Psychology Today onthouden en herbeleven we emotionele pijn gemakkelijker dan fysieke pijn.
Gezien en gewaardeerd worden. Je afgewezen, gekwetst en aangevallen voelen, heeft vaak alles te maken met de menselijke behoefte om gewaardeerd en geaccepteerd te worden door anderen. We verwachten vaak van anderen dat zij ons zien, waarderen en accepteren en zijn teleurgesteld als onze behoeften niet vervuld worden.
Uit cijfers van het CBS blijkt (opnieuw) dat jongeren steeds later het huis uit gaan. In 2012 waren jongeren nog gemiddeld 22,8 jaar toen ze zelfstandig gingen wonen. In 2017 was dat 23,5 jaar. Een stuk later dan volgens opvoedkundige Marina van der Wal ideaal is, namelijk 18 jaar.
Zolang kinderen minderjarig zijn, kan je ze als ouder nooit de toegang van het ouderlijke huis verbieden. Ouders hebben de plicht om kinderen tot hun achttiende verjaardag op te voeden, te ondersteunen en te onderhouden. Dat wil niet zeggen dat er geen opties zijn wanneer een gezinssituatie onhoudbaar wordt.
Om je gedwongen uit huis te kunnen zetten moet je partner een uitvoerbare titel hebben, bijvoorbeeld: een vonnis van de vrederechter. Het feit dat je gedomicilieerd bent in de woning, beschermt je niet tegen uithuiszetting. Je inschrijving in een gemeente (je domicilie) zorgt dat de gemeente weet waar je woont.