Zelfstandig naamwoord. De toon “fis” klinkt in de getempereerde stemming gelijk aan de tonen “eïsis” en “ges”.
De Fis is een met een halve toon verhoogde F. In de praktijk is zij, althans op toetseninstrumenten, dezelfde toon als de Ges (G♭), een met een halve toon verlaagde G. Op instrumenten die op natuurtonen gestemd worden, ligt de Fis net iets hoger dan de Ges.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
De Bes is een met een halve toon verlaagde B. In de gelijkzwevende stemming van de chromatische toonladder is zij dezelfde toon als de Aïs (A♯): een met een halve toon verhoogde A.
De G (ook wel sol, of so genoemd) is een muzieknoot die een hele toon hoger ligt dan de F en een hele toon lager dan de A. Op een piano-klavier ligt de G bij de drie zwarte toetsen steeds tussen de eerste en de tweede zwarte toets. Bij een zessnarige gitaar is de vierde snaar gestemd in G.
Je kunt noten weergeven op een notenbalk met een F sleutel die hoger zijn dan de centrale C. En soms worden noten op een notenbalk met F sleutel gespeeld met de rechterhand. De hoogste noot op de bovenste lijn is de A die vlak onder de centrale C ligt op het pianoklavier (een kleine terts onder de centrale C).
De linker zwarte toets van het groepje van drie zwarte toetsen, zit tussen de F en de G in. Deze zwarte toets krijg je door de F te verhogen of de G te verlagen. Vanaf de F is deze toets met een halve afstand verhoogt. De toets krijgt dan de naam Fis.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij.
Naamsverandering bij een ♯
Deze namen zijn vrij eenvoudig te onthouden als je de namen van de stamtonen al kent. Het enige dat je hoeft te doen, is namelijk 'is' (spreek uit als: ies) achter de stamtoon zetten. Zo wordt de F met een kruis dus een Fis, wordt G met kruis een gis, A-met kruis een aïs, enzovoort.
Een kruis noem je een vast voorteken als het helemaal vooraan de notenbalk genoteerd staat, naast de sleutel. Wanneer de toonsoort G majeur is b.v. (zie ook het artikel over toonsoort bepalen), dan staat er 1 kruis op de notenbalk, op de lijn van de F. Dit betekent dat iedere F in het muziekstuk verandert in een Fis.
De F-sleutel wordt gebruikt voor lage tonen. De twee puntjes geven aan waar de noot F ligt, namelijk op de lijn tussen de twee puntjes. Zie je dat de noot op de tweede lijn van de notenbalk nu een B wordt? Bij de G-sleutel was dit de G.
Bij het lezen van bladmuziek is dit niet anders: eerst leer je de namen van de noten en dynamiektekens, herken je de verschillende klanken en vervolgens begin je pas eenvoudige muziekstukken te spelen. Zorg dat je alle noten van elkaar kunt onderscheiden, zonder hierbij na te moeten denken.
Een halve noot staat tot een kwartnoot als 2:1 in tijdsduur. Er passen dus twee kwartnoten in één halve noot. Er passen dus ook vier kwartnoten in een hele noot. Een kwartnoot staat tot een achtste noot als 2:1 in tijdsduur.
Een C met kruis wordt dan Cis (spreek uit als "sies"), een D met kruis wordt Dis ("dies"), enzovoort. Zo ook bij een E met kruis (Eis, spreek uit als "ee-ies") of A met kruis (Ais, spreek uit "aa-ies"). Bij een noot met mol komt er achter de letter van de noot "-es" bij.
Het ezelsbruggetje voor de mollen
De toonladder van F heeft 1 mol en die van Ab heeft er 4.
Bes is nummer 2 uit het ezelsbruggetje, dus de toonladder van Bes heeft 2 mollen! Twee mollen: bes en es. Toonladder: Bes, C, D, Es, F, G, A, Bes.
Zelfde verhaal bij de toonladder van Ges. Die zou worden Ges As Bes B Des Es F (Ges). Maar C mag niet ontbreken en B mag niet dubbel gebruikt worden. Het is de 6e kwintverschuiving omlaag, dus er moeten 6 mollen in voorkomen.
Een dubbel verlaagde a heet in het Nederlands ases of la dubbelmol. Als een dubbel verlaagde toon hersteld wordt met een herstellingsteken, zijn beide mollen hersteld. Als een dubbel verlaagde noot/toon hersteld wordt tot een enkel verlaagde noot/toon moet er een herstellingsteken en een mol geplaatst worden.
Een achtste noot is de helft van een kwart noot. Er passen dus 2 achtste noten in een kwart noot, 4 achtste noten in een halve noot en 8 achtste noten in een hele noot. De nootduur van een achtste noot is een halve tel.
Bij de regelmatige twaalf achtsten maat komen er telkens 12 tellen in iedere maat. De achtste noot is teleenheid. De accenten worden weergegeven door het ">" tekentje. Deze twaalf achtsten maat is samengesteld en bestaat uit 4 groepjes van 3.
Een 6/8-maat daarentegen is een even maatsoort, samengesteld uit twee drietelsmaten, dus met hoofdaccent op de eerste achtste tel en een nevenaccent op de vierde tel. Een 2/4-maat met twee triolen is ritmisch geheel gelijk aan een 6/8, zodat men een 6/8-maat, zeker bij hoge tempi, in tweeën telt.
7 witte: De noten A, B, C, D, E, F, G. 5 zwarte: Deze zitten tussen de witte toetsen in en zijn een halve toon, ook wel kruizen en mollen genoemd.
Als je goed kijkt zie je dat de eerste van de kruisen, hetzelfde is als de laatste van de mollen en omgekeerd. Als er vooraan de notenbalk 1 kruis staat is dit altijd voor de F die een Fis wordt. Het kan nooit voor de C of de G zijn. Zo ook bij de mollen, 1 mol is altijd voor de B die een Bes wordt.
Een pianokwintet is een muziekensemble, bestaande uit vier strijkers en een piano. De meest gebruikelijke bezetting is: piano, twee violen, altviool en cello. Ook de kamermuziek die voor deze bezetting wordt geschreven, wordt pianokwintet genoemd.