Uit meerdere onderzoeken is gebleken dat de maximale snelheid een belangrijke factor is op het prestatievermogen. Trainingsvormen als heuvelsprints, explosieve loop oefeningen en een gecombineerde training van kracht opgevolgd door sprinttraining dragen bij aan het verbeteren van de maximale snelheid.
Langzaam (en lang) lopen heeft meer voordelen, zoals:
Door langzaam hardlopen wennen je pezen en gewrichten aan de impact van (lang) hardlopend onderweg zijn, best handig als je bijvoorbeeld een marathon wil lopen; Al na een paar langzame duurlopen word je sneller met dezelfde hartslag.
Intervallen van twee minuten
Loop 10 minuten in een rustig tempo om op te warmen. Loop 6 x 2 minuten in een pittig, maar gecontroleerd tempo. Neem als pauze tussen de snelle stukken steeds 1`minuut wandelen en 1 minuut dribbelen. Loop na afloop 5 minuten in een rustig tempo en sluit af met 3 minuten wandelen.
Je bent ongetwijfeld tips over de juiste techniek tegengekomen, als: loop rechtop met een licht voorovergebogen romp; beweeg de armen van achter naar voren; land veerkrachtig op je voorvoet; strek je heup bij de afzet. Al deze aanwijzingen kunnen je het gevoel geven een sterkere loper te zijn.
Training 1: 4500 meter in een tempo dat per kilometer 30 seconden langzamer is dan het gemiddelde tempo per kilometer dat je berekend hebt. Training 2: 3 x 1500 meter in een tempo dat elke kilometer 20 seconden langzamer is dan je gemiddelde tempo per kilometer; neem na elke 1500 meter vier minuten herstelpauze.
De langste duurloop
De langste lange duurloop moet minstens dertig kilometer bedragen. Het is ook van psychologisch belang om voor de marathon ten minste een keer meer dan dertig kilometer te lopen. Zo weet je of je lichaam, benen en voeten met die afstand kunnen omgaan.
Een goede vuistregel luidt: doe over je langzame kilometers zo'n twee minuten langer dan over de kilometers tijdens je beste vijf kilometer. Eigenlijk kun je nooit te langzaam lopen. Het lastigste is nog de lage hartslagen aanhouden die daarbij in je schema opduiken. Toch mag je best vaker heel langzaam lopen.
Het kan heel verfrissend zijn om eens heel anders te gaan trainen dan je gewend bent. Loop je vooral duurlopen, voeg dan eens wat pittig intervalwerk aan de trainingsweek toe. Doe je veel tempowerk en intervaltrainingen, probeer dan eens een tijdje vooral lange, langzame duurlopen gecombineerd met kort snelheidswerk.
Er zijn twee trainingen die uitstekend werken om explosiviteit te vergroten. Dat zijn plyometrische oefeningen en olympische lifts. Voor beide oefeningen kun je apparatuur gebruiken om de explosieve training zwaarder en effectiever te maken.
De bilspier is een belangrijke spier voor de voorwaartse beweging tijdens de start van de sprint. Als je sprint is je heup in lichte hyperextensie (zoals je ziet in onderstaande afbeelding) als je je voet afzet van de grond. Je bilspier draagt bij aan een krachtige afzet en acceleratie.
Iedereen zou het graag wel willen, tijdens een bepaalde training of wedstrijd sneller zijn dan je tegenstander. Snelheid is iets wat goed te trainen is, maar je moet goed weten welke soort snelheid je wilt verbeteren en hoe je dat het beste kan doen.
Is je conditie slecht, dan raak je snel buiten adem en gaat je hart als een gek tekeer om je lichaam toch van zuurstof te voorzien. Dit deel van de conditie reageert goed en snel op cardiotraining. Dat is training waarbij je hartslag flink wordt opgejaagd.
Uit recente studies blijkt dat het vergelijken van hartslag in rust met de maximale hartslag bij inspanning een goede indicator is voor conditie. Je kunt gemakkelijk zelf de ontwikkeling van je conditie in kaart brengen door je hartslag te meten en daaruit je zuurstofopname te bepalen.
Dit doe je door geregeld je conditie te meten. Dus lukt het bijvoorbeeld om steeds langer te joggen in plaats van te wandelen. Of merk je bijvoorbeeld dat je een bepaalde afstand bij dezelfde hartslag op een hoger tempo kunt hardlopen. Dit zijn allemaal signalen dat je conditie is verbeterd.
Tweewekelijks. De Amerikaanse trainingsgoeroe Jeff Galloway adviseert zelfs maar één lange duurloop per twee weken te doen. Hij heeft een vuistregel bedacht voor de periode tussen twee lange duurlopen: Voor elke mijl (1,6 kilometer) in een lange training moet je een dag langer wachten tot de volgende lange duurloop.
Een duurloop training is bedoeld om een constant tempo te lopen zonder te pauzeren. Ben je beginner en train je volgens het 5KM trainingsschema, dan zal je langste duurloop training 30 minuten achtereen zijn. Ben je voor een marathon aan het trainen dan loop je bijvoorbeeld 2,5 uur tot 3 uur eenzelfde tempo.
Vrijwel iedereen kan een marathon lopen, ook jij. Zeker met dit eenvoudige schema. We kunnen heel ingewikkeld doen over de marathon, maar als de eindtijd je niet interesseert en het puur finishen wel, kun je de marathon ook met slechts drie trainingen per week uitlopen.
Intervaltraining op de baan
Je loopt 5 x 30 seconden met telkens 30 seconden pauze (dribbelen). Daarna heb je 2 min rust. Vervolgens loop je 3 x 30 seconden met telkens 30 seconden pauze. Na de laatste interval loop je 5 tot 10 minuten rustig uit.
Je trainingsomvang bepalen, zo doe je dat
'Als je wilt debuteren op de 5 kilometer', zegt ze, 'kun je beginnen met een programma van minimaal 8 kilometer per week. Ga je voor je eerste marathon, dan kun je beginnen met minimaal 24 kilometer per week.
Loop vooral lekker rustig, zodat je je lichaam aanvankelijk niet al te veel belast. Eén of twee keer per week rennen is ook verstandig wanneer je net bent hersteld van een blessure of ziekte. Wanneer twee trainingen per week niet voor problemen zorgt, kun je de overstap maken naar drie looptrainingen per week.
Het lijkt vaak zo dat iedereen kan hardlopen, je gaat de deur uit en zet de ene voet voor de andere, dat is alles. Toch is het om echt goed te leren hardlopen belangrijk om naar je techniek te kijken. Hiermee kun je veel blessures voorkomen. Een goede techniek zorgt er voor dat je gemakkelijker en sneller gaat lopen.
Dit loopschema bevat 10 weken. Elke week loop je 3 sessies. Dat betekent dat je tussen de eerste en de tweede loopsessie in de week telkens 1 rustdag hebt.