Ze bijten een mens alleen als ze zich bedreigd voelen en spuiten dan in een schrikreactie hun gif in de huid. Er zijn maar enkele slangen echt heel gevaarlijk voor de mens: bijvoorbeeld de Afrikaanse cobra, mamba, reuzenadder, de Aziatische cobra en kraits en de Amerikaanse koraal- en ratelslang.
Inlandtaipan. De inlandtaipan is de giftigste slang ter wereld en leeft in het midden van Australië. Hij kan 20 jaar oud en 3 meter lang worden. Een beet van de inlandtaipan bevat genoeg gif om 100 mensen, 250.000 muizen of twee Afrikaanse olifanten te doden.
De meeste slangen doden hun prooi met hun tanden. Die vlijmscherpe tanden zijn naar achteren gericht. Daardoor kan een prooi die gebeten is, bijna niet ontsnappen. Sommige andere slangensoorten wurgen hun prooi.
De slang verbergt zich daarom aan de rand van een bos of sloot. Daar light hij opgerold en doodstil te wachten. Alleen het voorste gedeelte van zijn lichaam tilt hij een beetje op: klaar om aan te vallen.
Het risico dat een slang zijn tong zou doorprikken is daardoor zéér klein. Slangengif is in principe speeksel dat tevens bedoeld is om een prooi te verdoven of te verlammen.
Doorgaans eten ze kleinere dieren, bijvoorbeeld konijnen of vogels. Pythons van deze afmetingen kunnen in principe alles eten wat ze willen, maar mensen staan doorgaans niet op hun menu. Er zijn dan ook weinig gevallen bekend waarbij een mens door een python werd opgegeten.
Dit zijn vooral eilanden als Ierland, IJsland en een aantal eilanden in de Grote Oceaan. Ook komen geen slangen voor op het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika, op Antarctica en in uiterst noordelijk Europa en Azië en noordelijk Noord-Amerika, dicht bij de Noordpool.
Het gif van de adder bevat meerdere stoffen. Sommige veroorzaken weefselbeschadiging, andere beïnvloeden de bloedsomloop en de bloedstolling. De symptomen kunnen dus zeer wisselend zijn. Meestal blijft het bij lokale symptomen op de bijtplaats, maar sommige slachtoffers vertonen ook ernstige veralgemeende symptomen.
Slangen hebben net als veel andere dieren een spijsverteringsstelsel met onder andere een maag, lever en darmen. Bij slangen komt de ontlasting uit de darm en de urine uit de nieren samen in een ruimte. Die ruimte wordt de cloaca genoemd. Slangen poepen en plassen tegelijk.
Bergen bladeren, composthopen, stromulch, zaagselmulch, stapels brandhout en gemaaid gras zijn stuk voor stuk plekken waar slangen zich op een comfortabele manier in kunnen verstoppen. Je kunt die dingen dus beter niet in je tuin hebben.
Een slangenbeet kenmerkt zich door pijn rond de beetplaats, waar vaak ook (twee) kleine wonden te zien zijn. Er treedt (forse) zwelling en roodheid op.
Ze bijten een mens alleen als ze zich bedreigd voelen en spuiten dan in een schrikreactie hun gif in de huid. Er zijn maar enkele slangen echt heel gevaarlijk voor de mens: bijvoorbeeld de Afrikaanse cobra, mamba, reuzenadder, de Aziatische cobra en kraits en de Amerikaanse koraal- en ratelslang.
De zwarte mamba staat bekend als 's werelds dodelijkste slang. Ze wonen in de savanne in het zuiden en oosten van Afrika, en ze zijn een van de snelste slangen ter wereld – ze kunnen snelheden van twintig kilometer per uur halen.
Sommige slangen hebben gif waarmee ze een olifant zouden kunnen doden. Het is zo sterk dat ze er muizen en vogels pijlsnel mee kunnen verlammen en verorberen, want voor kleine dieren is een heel klein beetje gif al genoeg.
Een cobra spuugt wel drie meter ver
In Afrika en Azië komen 13 soorten cobra's voor, die hun gif in dunne stralen wegspuiten. Spugende cobra's mikken op de ogen van hun belager. De slang kan tot op twee à drie meter afstand heel precies richten. Als het gif in de ogen terechtkomt, kan de vijand blind worden.
De symptomen treden meestal een half uur tot enkele uren na de beet op. De meest voorkomende zijn: (intense) pijn ter hoogte van de wonde, zwelling van het gebeten lichaamsdeel, misselijkheid, braken, buikpijn, verhoogde hartslag. Afhankelijk van de ernst van de beet zijn er ook andere symptomen mogelijk.
Draag hoge wandelschoenen en geen sandalen, omdat de adder het vrijwel altijd op de voeten of enkels heeft voorzien. Houd uw pas in zodra u een slang ziet en blijf op minstens enkele meters afstand. Zoals gezegd zult u de adder praktisch alleen tegenkomen op de heide en andere zandgronden.
De grotere exemplaren jagen op grotere prooien zoals muizen, kikkers, vogels en zelfs konijnen. Ze wachten op hun prooi en als deze tevoorschijn komt, schiet de adder naar voren en bijt hij zijn slachtoffer. Het prooidier raakt verlamd door het gif van de slang en wordt hierna opgegeten.
Zintuigen Slangen hebben wel ogen, maar zien meestal slecht. Ze horen geen geluiden, omdat ze geen oren hebben, maar ze voelen wél de trillingen aan de grond. Met hun gespleten tong kunnen slangen wel zeer goed ruiken en proeven. Daarom steekt een slang de tong steeds opnieuw uit de bek.
Eet het slangenvlees.
Er moet een lijn spieren aan weerszijden van de wervelkolom zitten; dit is het dikste stuk vlees op het lichaam van de slang. De ribben zitten vrij stevig vast aan de ruggengraat, dus knabbel met je tanden er stevig overheen om de rest van het vlees van de ribben te verwijderen.
Roofvogels, vossen en krokodillen eten slangen of eieren van slangen. Slangen laten zich niet vaak zien. Ze blijven in hun schuilplaats tot ze honger hebben. Ze komen ook tevoorschijn als ze bedreigd worden.
Een slang in het Britse Faygate had zo'n honger dat het dier in zijn eigen staart gebeten heeft. Langzaam verdween het lichaam van de slang in de eigen bek. Gelukkig verscheen de eigenaar van Reggie de slang net op tijd om zijn huisdier uit deze benarde situatie te redden, meldt de Daily Mail.
Houd er echter rekening mee dat deze dieren, hoewel ze niet giftig zijn, lelijk kunnen bijten. Blijf altijd alert! De tijgerpython is een wurgslang die zijn prooi doodt door zich eromheen te winden. Vanaf een lengte van ongeveer twee meter kan hij een volwassen mens in ernstig gevaar brengen.
Van sommige slangen groeit het hart daarom na het eten. Het wordt soms wel twee keer zo groot. Slangen blijken stoffen in hun bloed te hebben die het hart kunnen doen groeien en krimpen, zonder dat het schadelijk is.