Wanneer u vanaf een uitgezette lijn een rechte hoek (90°) wilt maken, kan dat heel eenvoudig met een winkelhaak. Wanneer u een winkelhaak met benen van gelijke lengte maakt, ontstaan er behalve de hoek van 90 graden, ook twee hoeken van 45 graden. Wat heel handig werkt in de tuin.
Een haakse hoek meten met een winkelhaak
Leg de korte kant van de winkelhaak strak langs de zijkant van de plank of balk, met de liniaalzijde tegen het afgetekende streepje van de lengte. Teken nu de haakse hoek strak langs de liniaal.
Omdat de som van alle hoeken gelijk is aan 360 graden, is elke hoek van het vierkant 360 graden ÷ 4 = 90 graden.
Waterpas: Een waterpas kan ook worden gebruikt om haakse hoeken te meten. Plaats bijvoorbeeld de Sola waterpas tegen één zijde van de hoek en zorg ervoor dat de luchtbel zich in het midden bevindt. Dit geeft aan dat de hoek 90 graden is.
Een zweihaak, ook zwaaihaak genoemd, bestaat uit twee gedeelten die ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Draai de schroef los en je kunt er elke hoek mee meten. Door de schroef vervolgens aan te draaien leg je de hoek vast en kun je hem aftekenen.
Teken een verticale lijn die de 2 stralen van de hoek verbindt .
De verticale lijn creëert een rechthoekige driehoek. De hoek gevormd door de aangrenzende zijde (de onderste straal van de hoek) van de driehoek en de tegenoverliggende zijde (de verticale lijn) meet 90 graden.
Je gaat als volgt te werk: Stap 1: Je legt je geodriehoek op de hoek die je wilt meten. Stap 2: De 0 van de geodriehoek leg je op het hoekpunt en de lange kant van de geodriehoek leg je langs een been van de hoek. Stap 3: Lees het aantal graden langs de rand van de geodriehoek af op het punt waar het andere been loopt.
Cirkel met een meetband (net als met een passer) een lengte van drie eenheden af (van bijvoorbeeld 50 cm, totaal dus 150 cm) langs de bestaande lijn. Zet daar een tweede paaltje. Cirkel vervolgens vier eenheden (totaal 200 cm) dwars op de lijn en doe hetzelfde met vijf eenheden (250 cm) vanaf het tweede paaltje.
De hoek gevormd door twee lijnen die loodrecht op elkaar staan, wordt een rechte hoek genoemd. Een rechte hoek is gelijk aan 90° en heeft de vorm van de letter 'L' .
Hoek = Booglengte / Straal = 3,14 / 1 = 3,14 radialen = 180 graden (Controleer hetzelfde met de hoekcalculator). Voorbeeld 2: Als de straal van een cirkel 5 cm is en deze een boog heeft waarvan de lengte 10,3 cm is, bereken dan de hoek in radialen die door de boog wordt ingesloten.
Een rechthoekige driehoek, soms ook wel orthogonale driehoek of rechthoekige driehoek genoemd, is een driehoek waarin twee zijden loodrecht op elkaar staan en een rechte hoek vormen (een kwart slag of 90 graden).
De hoeken van een rechthoekige driehoek kunnen worden berekend met behulp van de sinusregel, of door de lengtes van de zijden en de waarde van één hoek te kennen en de formule SOH CAH TOA toe te passen . Als de waarde van een tweede hoek bekend is, kan de derde hoek worden gevonden door de twee bekende hoeken op te tellen en die waarde van 180 af te trekken.
Het is belangrijk om rechte hoeken (90 graden) te maken bij het bepalen van de initiële omtrek van het huis. Dit kan eenvoudig worden bereikt met behulp van de 3:4:5-driehoekmethode. Een driehoek met zijden van 3 meter, 4 meter en 5 meter heeft altijd een rechte hoek tussen de zijde van 3 meter en de zijde van 4 meter .
Hoe meet je schuine zijden? Wanneer je bijvoorbeeld een kast in een ruimte met een schuine kant wilt maken, is het niet nodig om de hoek te berekenen. Je meet simpelweg de rechtopstaande delen aan de achterkant en aan de voorkant, waardoor de lengte van het schuine deel uiteindelijk zichzelf wijst.
Als je een hoek wilt meten leg je het middelpunt van de gradenboog (het streepje bij de nul) op het hoekpunt en je legt de onderkant van je geodriehoek gelijk met een been van de hoek. Nu kun je aflezen hoeveel graden de hoek is.
Rechte hoek aantonen
Als je alle zijden van de driehoek weet, maar je weet niet of een hoek 90 graden is, dan kan je dat controleren door te kijken of de stelling van Pythagoras geldt. Als het klopt dat a² + b² = c², dan heb je aangetoond dat de hoek inderdaad 90 graden is.
Een hoek van 90 graden noemen we een rechte hoek. 90 graden schrijven we als 90°. Een hoek die kleiner dan 90° is, wordt een scherpe hoek genoemd. Een hoek die groter dan 90° is, wordt een stompe hoek genoemd.
De formule is: C = √(A² + B²), waarbij A en B de lengtes zijn van de rechthoekszijden en C de hypotenusa. Bijvoorbeeld, als zijde A 3 meter is en zijde B 4 meter, dan bereken je de schuine zijde C als volgt: C = √(3² + 4²) = √(9 + 16) = √25 = 5 meter. Dus, de schuine zijde is 5 meter lang.