Dassen zijn beschermde dieren. Verjagen, verstoren, doden of iets dergelijks is verboden. Voorkomen dat ze in je tuin komen is het enigste wat je kunt proberen. Dassen zijn echter sterke dieren en kunnen uitstekend graven.
Tijdens het zoeken naar voedsel lopen ze onverstoorbaar tussen het vee regenwormen te zoeken, en keren ze koeienvlaaien om op zoek naar mestkevers. Dassen hebben wel een enorme hekel aan vee dat over de dassenburcht loopt.
In de zomer, als de zon laat ondergaat, komen dassen in rustige gebieden soms al voor zonsondergang tevoorschijn. Als je over de burcht loopt horen de dassen onder de grond de trilling, en de geur blijft lang hangen. Als ze al naar buiten komen, zijn ze zo weer weg en zie je ze de hele avond niet meer.
Dassen leven deels ondergronds en graven graag in een helling. Ze maken daar bijvoorbeeld een 'burcht' waarin ze slapen en jongen krijgen. Zo'n burcht kan veel vertakkingen hebben. Dit soort gaten onder het spoor kunnen zorgen voor verzakking van het spoor en daarmee gevaarlijk zijn voor het treinverkeer.
Dassen kunnen echter, ondanks hun goedaardig karakter, wel degelijk schade aanrichten. Deze schade heeft alles te maken met zijn noodzaak voor het hebben van een dassenburcht, zijn graaflust en zijn manier van voedsel zoeken. Het leefgebied van de das komt steeds meer onder druk te staan.
Het is een lucht waar vele dieren een enorme hekel aan hebben. Zodoende kun je de verscheidene dieren goed op afstand houden van waar je ze niet wilt hebben. Ook andere dieren hebben er een hekel aan zoals o.a Ratten, honden katten etc.
De das heeft in Nederland geen natuurlijke vijanden meer. Van oorsprong is de wolf een vijand van de das. De hond is een ver familielid van de wolf, daarom is het niet wenselijk dat honden de burcht betreden.
Dassenburchten bestaan meestal uit verschillende lagen (verdiepingen). Dit kan tot wel 4 meter diep zijn. Bij gevaar door bijvoorbeeld stropers die de burcht uitgraven, of een hondje dat in de burcht indringt, kunnen de dassen zich diep in de dassenburcht terugtrekken zodat ze hun veilige hol niet hoeven te verlaten.
Slapen. 's Winters verblijven dassen veel langer in hun burcht. Ze teren dan grotendeels op hun vetreserves die ze in de herfst hebben opgebouwd. Ze houden geen winterslaap, maar slapen vaak wel dagen achtereen in hun riante ondergrondse onderkomens.
De das heeft een grote, brede kop en een zwaargebouwd gedrongen lichaam. Hij heeft korte poten en een korte, brede, bossige staart. De rug en de flanken hebben een zwart-witte vacht en de onderzijde is geelwit. De kop is wit met twee brede zwarte strepen.
De meest waarschijnlijke plek waar een dassenburcht kan worden aangetroffen is in een bosrand, houtwal of brede heg waar water, akkers en graslanden binnen een straal van 1 kilometer afstand te vinden zijn. Ook worden burchten vaak gevonden bij hoogteverschillen in het terrein (hellingen, graften, greppels, etc.).
Spoorzoeken. De das maakt niet zoveel geluid, maar het laat vaak wel veel sporen achter. Door overdag al op zoek te gaan naar deze sporen, weet je waar het dier 's avonds regelmatig komt. Wanneer je op zoek gaat naar sporen van de das, let je op vraatsporen, graafsporen, loopsporen en uitwerpselen.
Dassen maken een aantal verschillende geluiden. Van een 'tjirp' (een zacht vogelachtig geluid), een spinnend 'purr' (van een moeder naar haar kleintjes) tot de herhalende kreet die we via de beelden van Molenaar hoorden.
Hun poten zijn zeer sterk, het komt voor dat ze hiermee zelfs in asfalt en beton proberen te graven. Ze hebben 5 tenen aan elke voet, met klauwen die aan de voorpoten fors groter zijn dan aan de achterpoten. Mannetjes (beren) en vrouwtjes (zeugen) zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Algemeen. De poten van de das zijn even lang, en als hij loopt blijft zijn lichaam ongeveer op eenzelfde hoogte. Hij loopt bijna altijd in een rustig tempo, maar als hij geschrokken is, of in gevaar is, zet hij het op een lopen. Hij kan dan een snelheid bereiken van 25 - 30 km per uur.
De das ziet geen kleuren, alleen maar in zwart-wit en grijstinten, en kan alleen binnen een relatief korte afstand scherp zien. Contrasten ziet hij des te beter. Hij ziet een silhouet al op 50 meter afstand. De das kan goed horen, de lage tonen ongeveer net zo goed als een mens, maar de hoge tonen vele malen beter.
Dassen zijn alleseters. Ze zijn slechte jagers en eten wat ze tegenkomen. Ze eten voornamelijk regenwormen die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen. Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers en andere geleedpotigen.
De das is een zeldzaam dier in ons land en behoort daardoor tot de beschermde diersoorten. In Europa bestaat nog maar één dassensoort. Ook in de omgeving van de Wildhoeve komt dit bijzondere dier voor. De das is een schuw nachtdier en slaapt dus overdag.
De beste manier om te ontkomen is de hoogte opzoeken: in een boom klimmen of op een auto gaan staan. Everzwijnen kunnen niet klimmen. Als je nergens in kan klimmen, kan je het dier proberen te verjagen door in de handen te klappen. Probeer intussen de afstand tussen u en het everzwijn langzaam te vergroten.
“Een das is heel krachtig. Als een das bijt, bijt-ie je hand er mogelijk af. Zeker als ze in een benarde positie zitten. Dan bijten dassen letterlijk van zich af.”
In een gebied vol kleine bosjes, wallen, heggen, hoogstamfruit-boomgaarden, akkers, weilanden en poelen, zal een das in een kleiner gebied het hele jaar door voedsel kunnen vinden, dan in een groot productiebos met alleen hier en daar een akker.
Klimmen kan een das wel, maar niet zo goed. Zwemmen kan hij ook, maar dat doet hij niet graag vrijwillig.
In 2015 bestond de dassenpopulatie uit circa 6000 dieren. Dassen kunnen nuttig zijn, omdat ze insecten(larven) en muizen op hun dieet hebben staan. Ze kunnen echter ook schade veroorzaken aan gewassen, zoals granen en grasland.