Gletsjers en ijskappen kunnen ontstaan in gebieden waar de temperatuur laag genoeg is én waar genoeg neerslag valt om ijs te kunnen laten ophopen. Gletsjers en ijskappen komen voor in de poolgebieden en in gebergten. Gletsjers en ijskappen zorgen voor erosie door uitslijting van de bodem waar ze overheen stromen.
Als de hoek van de aardas klein is, krijgen de hogere breedtegraden minder warmte van de zon en daalt daar de temperatuur. 120.000 jaar geleden draaide de aarde in een lange baan rond de zon en maakte de aardas een kleine hoek. We zaten toen in een extreem koude ijstijd.
Het klimaat kent van nature hitte- en koudegolven. De ijstijden worden gestuurd door variaties in de hoek van de aardas en de baan van de aarde rond de zon. Door deze bewegingen komt de zon in de loop van tienduizenden jaren lager aan de hemel te staan. Daardoor koelt de aarde plaatselijk en groeit het poolijs aan.
Deze wordt opgedeeld in twee tijdvakken: Het Pleistoceen en het Holoceen (waarin wij ons momenteel bevinden). De laatste ijstijd, genaamd het Weichseliaan, eindigde ongeveer 10 000 jaar geleden. De zes glacialen zijn van jong naar oud: Weichseliaan, Saaliaan, Elsteriaan, Menapiaan, Eburoniaan en Pretigliaan.
Ongeveer 10.000 jaar later verdween het ijs, een warme en vochtige periode volgde. Het meegevoerde zand, leem of gesteente bleef achter. De laatste ijstijd (Weichsel ijstijd) begon 110.000 jaar geleden.
Hoe zag Nederland eruit? Tijdens het maximum lag er boven het noorden van Nederland dus een laag ijs. In de rest van het land, en ook in Noord-Nederland voor en na het maximum, was sprake van een toendraklimaat. Er groeiden geen bomen en grote struiken, maar alleen kleine struikjes, grassen en mossen.
Neanderthalers en mammoeten
Delen van Nederland waren bedekt met een dikke laag ijs. Er leefden wel mensen, de neanderthalers. Dit volk leefde van dieren waarop ze jaagden met pijl en boog en puntige priemen van steen. Ze jaagden vooral op de mammoet.
De ijstijden duurden gemiddeld ongeveer 80.000 jaar glaciaal en interglacialen ongeveer 20.000 jaar. Maar ook tijdens een glaciaal was het zeker niet voortdurend zeer koud. Een korte periode in een ijstijd waarin het relatief koud was, wordt een stadiaal genoemd.
De dierenwereld
In Nederland leefden verschillende dieren tijdens de ijstijd. Paarden, herten, wolven, vogels, vissen, hyena's, marmotten, sneeuwuilen en poolvossen. Maar ook mammoeten, wolharige neushoorns en sabeltandtijgers. Die zijn nu uitgestorven.
Gemiddelde temperatuur
Gemiddeld lag de temperatuur in de Kleine IJstijd in ons land zo'n 1 tot 2 graden onder de temperaturen van tegenwoordig. In de Grote IJstijden lag de jaargemiddelde temperatuur in West-Europa rond minimaal 15 graden.
Niets of bijna niets heeft de ijstijd overleefd. Er zijn verschillende ijstijden geweest, meestal rekent men 4 grote ijstijden en dus 3 periodes er tussen (de interglacialen) en één er na: het holoceen, de tijd waarin wij leven.
Nieuw onderzoek bewijst dat sommige bomen de IJstijd dapper doorstonden en er zelfs heelhuids uitkwamen. Wetenschappers dachten altijd dat de laatste IJstijd Scandinavië van alle bomen had ontdaan. Zo'n 9000 jaar geleden – toen de IJstijd erop zat en het weer wat milder werd – kwamen de bomen terug.
De laatste ijstijd begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde ruim 10.000 jaar geleden. Tussen 115.000 en 130.000 jaar geleden was het klimaat warm. Die periode is vergelijkbaar met nu qua temperatuur. De één-na-laatste ijstijd was zó koud dat gletsjers uit Scandinavië ook Nederland bedekten.
De Jonge Dryas ( 11.650 – 12.850 jaar geleden) was de laatste stuiptrekking van de Weichsel-ijstijd. Daarna volgde de overgang naar het warmere Preboreaal, waarmee het Holoceen begon. Het Holoceen is de warme interglaciale periode waarin wij thans ook nog leven.
De gemiddelde wereldwijde temperatuur lag in de ijstijd rond de 8 graden Celsius. Dat is zo'n zes graden lager dan de gemiddelde wereldwijde temperatuur in de vorige eeuw lag.
Zo stellen ze dat de Kleine IJstijd werd veroorzaakt door een uitzonderlijke grote uitstroom van zee-ijs dat in de jaren 1300 vanuit de Noordelijke IJszee naar de Noord-Atlantische Oceaan voer. En hierdoor koelde de wereld – op sommige plekken sterker dan op andere – af.
Dodo: uitgestorven door de mens
Een van de dieren die we nooit meer gaan zien is de dodo; deze grote lopende vogel werd aan het einde van de 17e eeuw voor het laatst gezien. Wat opvallend was aan dit gevleugelde dier is dat het een vogel was die niet kon vliegen.
En de belangrijkste aanstichter daarvan is de mens. Vooral na de industriële revolutie gaat het namelijk hard. Vanaf 1900 zijn er volgens het onderzoek 198 gewervelde diersoorten volledig verdwenen. Daarnaast zijn er nog 279 diersoorten die niet meer voorkomen in het wild, of die vermoedelijk zijn uitgestorven.
Uitgestorven dieren in de afgelopen tien jaar
Recent uitgestorven dieren zijn onder andere: de Tasmaanse tijger, de Berberleeuw, de Gouden pad, de Caribische Monniksrob en de Balinese tijger.
Waren er alleen ijstijden in Europa? Nee, ook in Noord-Amerika en Azie.
In de tussen-ijstijden ging de temperatuur naar omhoog, met een gematigd warm klimaat en waren winters met tempraturen rond tot net onder het vriespunt en trokken de ijskappen zich terug naar het noorden, om even later - als het weer koud werd - terug te keren en winters opnieuw extreme koude kenden met ...
Een ijskap is een koepelvormige, aaneengesloten ijsmassa van grote omvang. Een ijskap onderscheidt zich van een gletsjer doordat hij op het landschap ligt en wordt in principe niet door topografie beperkt. Op Aarde bevinden zich twee grote ijskappen, te weten Groenland en de Antarctica.
Door hun korte en gedrongen lichaamsbouw konden ze goed overleven in de koude winters; hun lichaam verloor immers minder warmte. Ook aten ze bijna alleen maar vlees; enkel gras en dennenbomen overleefden in de ijstijd. De ijstijd was ook de periode waarin de eerste kunst in Europa ontstond; de grotkunst.
Interglacialen, de relatief korte periodes tussen ijstijden (glacialen) in, zoals het huidige tijdperk het Holoceen, kenmerken zich door milde omstandigheden.
Miljoenen jaren geleden leefden er dinosaurussen op aarde. Er waren toen nog geen mensen. Daarna leefden er vanaf de ijstijd dieren als de mammoet, de sabeltandtijger en de wolharige neushoorn. Je noemt dit prehistorische dieren, want prehistorie betekent ook: geschiedenis van héél lang geleden.