Omdat de juiste houding van je handen zo belangrijk is, is het goed voor jezelf te herhalen hoe je je handen hoort te houden. De handen zijn gesloten. De iets gebogen duimen drukken de teugels licht op de wijsvinger en voorkomen dat de teugels door de hand glijden.De handen staan rechtop en de pols is lichtgebogen.
Als je je paard aan de teugel wilt rijden zul je eerst moeten zorgen dat hij in staat is zijn lichaam goed te buigen. Dat kun je doen door het rijden van voltes (cirkels). Oefen daar goed mee zodat het paard het lichaam naar beide kanten soepel kan buigen. Het voorwaarts- neerwaarts buigen komt daarna vanzelf.
Teugels dus niet te strak vast houden. Maar je mag het vogeltje ook niet weg laten vliegen. Dus je teugels mag je niet te los vast houden. Kortom, voor een juiste teugelvoering moet je rijden met een (denkbeeldig) vogeltje in je hand, zo heb je de teugels niet te los en ook niet te strak vast.
Sta op en ga weer zitten terwijl je pinken op tafel blijven. Dan voel je ook hoe je ellebogen openen en sluiten om je handen stil te houden. Terwijl je lichaam dus omhoog en omlaag gaat moeten je handen op dezelfde hoogte hoogte blijven. Als je handen dus op en neer gaan voor jou zijn ze STIL VOOR JE PAARD!
Hoeveel druk op de teugels? Hoeveel gram je in je handen zou moeten hebben, verschilt per paard. Het teugelcontact moet voelen alsof het een elastiekje is. Dus: als jij je hand iets meegeeft richting halsstrekken, dan moet je paard meeveren en de hand voorwaarts-neerwaarts volgen.
Een teugeldrukmeter, ook wel teugelsensor genoemd, is een klein en heel licht apparaatje die de druk op de teugel kan meten. Het geeft inzicht in hoeveel druk er op een teugel staat en of er verschil is tussen de druk op beide teugels. Het zorgt voor bewustwording wat je precies met de teugels doet.
Gaat hij correct aan de teugel, dan loopt hij ontspannen en aan jouw hulpen. Hij reageert onmiddellijk op de aanwijzingen die je geeft. Het contact dat jij hebt met zijn mond is vriendelijk en elastisch. Dit geeft voor jou en het paard een fijn gevoel.
Je paard moet ‚aan de hulpen' staan.
Je paard kan pas nageeflijk worden en in aanleuning lopen als hij correct reageert op bijvoorbeeld je beenhulpen. Is je paard wat traag voor je been, of moet je continu drijven om hem in galop te houden, dan zal je paard ook nooit correct in aanleuning kunnen lopen.
Een teugel moet tweemaal zo lang zijn als het paard hoog is. Dan kan het paard gemakkelijk grazen zonder te struikelen en zonder dat u de teugels los hoef te laten. Een te lange teugel is net zo onpraktisch als een te korte teugel.
Om aan te galopperen ga je vlak voor de wending doorzitten. Leg je buitenbeen iets naar achteren. Je binnenbeen houd je op de plaats en je binnenheup is naar voren gericht. Neem een beetje stelling naar binnen en geef met beide benen een hulp.
De ruiter heeft dus twee paar teugels in handen. Het doel van de slofteugel is een juiste hoofd-hals houding van het paard door de opwaartse beweging te beperken. Wanneer het paard het hoofd te hoog houdt zal de slofteugel inwerken en druk geven op het bit. Wanneer het paard nageeft zal de druk afnemen.
Plaats je buitenbeen achter de singel en geef druk, om het paard in galop te laten gaan. Galop is een gang met een drietakt en komt natuurlijk voor bij alle paarden. In galop “rolt” je zit mee met de beweging van het paard en hou je de positie aan waar je normaal in rijdt. Probeer je te ontspannen.
Voor het 'kruis aantrekken' worden buik- en lage rugspieren heel even aangespannen. Door je kruis aan te trekken spoor je het paard aan om verder onder het zwaartepunt te treden en meer gewicht te dragen met zijn achterbenen. Je mag je kruis nooit permanent aantrekken.
Webband teugels - De meest klassieke teugels zijn waarschijnlijk wel de webband teugels. De meeste webband teugels zijn uitgevoerd met stops. Deze geven veel grip en voorkomen dat de teugels door je handen glijden. Daarnaast zijn stops handig om ervoor te zorgen dat je beide teugels op dezelfde lengte vast houdt.
De teugels zijn een 1/2'' breed en 7,5 feet lang.
Een ophouding is de hulp aan het paard om aan te geven dat je iets wilt veranderen. Dit kan een overgang van draf naar stap zijn, maar ook een hulp om het paard even wat alerter te maken. Er zijn twee soorten ophouding: de hele ophouding en de halve ophouding.
Bij stelling vraag je met (meestal) je binnenhand losheid in het nek- en kaakgewricht van je paard. Als je dit goed doet zal je paard daarop nageven en stellen, dus geen weerstand bieden maar fijn meegeven met je soepel blijvende hand. Je paard stelt naar binnen in de verbinding van zijn hoofd naar zijn hals.
Staart die naar één kant hangt, wijst meestal op de buiging die het paard in zijn wervelkolom aanneemt. Loopt het paard bijvoorbeeld linksom, maar draagt het zijn staart naar rechts, dan is de buiging nog niet helemaal door de rug heen.
Laat hem z'n hoofd midden tussen beide voorbenen door buigen. Met een wortel daag je hem uit om zo laag naar de grond te gaan en zo ver mogelijk naar achter te strekken. Hou deze 'sit-up' even vast. Laat je paard weer rustig omhoog komen en herhaal dit een paar keer.
In dit soort gevallen wordt in de rechtspraak namelijk aangenomen dat er geen aansprakelijkheid is voor de eigenaar van het paard. De eigen gedragingen van het paard zijn niet de oorzaak van de val, maar de fouten van de ruiter zelf. Jij zult dus zelf jouw schade moeten dragen, 100% eigen schuld.
Aanleren. Het is aan te raden in het begin de wissel steeds op dezelfde plaats in de rijbaan te vragen, totdat de wissel op die plaats bevestigd is. Deze vaste plaats moet een plaats zijn op een rechte lijn en niet in een hoek. Daarna kunt u gaan wisselen op andere plaatsen.
Het echte rijden
Je kunt als ruiter niet meer sjoemelen door te knijpen en te zagen met je handen en je paard daardoor zogenaamd te laten ontspannen, na te geven en te verzamelen.