Slakkenhuis bevat de zintuigcellen die trillingen omzetten in impulsen. Gehoorzenuw geven de impulsen van het slakkenhuis door aan de
Opgevangen prikkels worden in de zintuigcellen omgezet in een soort elektrische stroompjes. Impulsen. Via de zenuwen worden deze impulsen naar de hersenen vervoerd. In de hersenen wordt je je bewust van de opgevangen prikkel uit je omgeving.
Impulsen van prikkels gaan allemaal naar de hersenen toe waar ze verwerkt worden. Je hersenen bepalen dan wat je gaat doen. Als je bijvoorbeeld het water onder de douche te warm vindt, neemt je lichaam die warmte waar.Dan wordt die waarneming omgezet naar een impuls en gaat die impuls naar je hersenen.
De prikkel waar de zintuigcel het snelst door geprikkeld wordt, waar de zintuigcel de laagste prikkeldrempel voor heeft, heet de adequate prikkel. De functie van de zintuigcellen in de zintuigen is het transformeren van een prikkel naar een impuls.
Een zintuig of organum sensus is een gespecialiseerd orgaan dat een organisme in staat stelt bepaalde, voor het zintuig specifieke, stimuli (prikkels) waar te nemen.
Een reflex is een onwillekeurige reactie van de spieren op een prikkel, een (onwillekeurige) reactie van het lichaam op een prikkel, waar geen cognitief denkproces aan vooraf gaat.
De prikkels worden opgevangen door de zintuigen van het organisme. Deze zintuigen bestaan uit zintuigcellen. Er zijn vijf verschillende zintuigen: Gezichtsvermogen (ogen)
Elke zenuwcel heeft een bepaalde elektrische lading die afgevuurd wordt als er een specifieke grens bereikt is. Daarbij komen de neurotransmitters vrij. Neurotransmitters worden in de uiteinden (synaps) van een zenuwcel gemaakt en richting het celmembraan van de celuitloper, het axon vervoerd.
De hersenzenuwen staan in verbinding met de hersenen en de hersenstam en doorboren op verschillende plaatsen de schedel. De ruggenmerg- zenuwen gaan uit van het ruggenmerg en verlaten het wervelkanaal tussen de wervelbogen door.
Een impuls ontstaat in een geprikkelde zintuigcel en wordt door de zenuwen naar je hersenen geleid. Daar worden de impulsen verwerkt en word je je bewust van de prikkel.
Hoe wordt een prikkel doorgegeven? Doordat axonen prikkels doorgeven, kunnen je zenuwcellen met elkaar en andere cellen in je lichaam communiceren, zo geven ze informatie door. Een axon geeft op zijn beurt de prikkel weer door aan een korte uitloper van een andere zenuwcel.
Thalamus verbindt (en filtert prikkels tussen) het ruggenmerg met de grote hersenen. Thalamus is een schakelstation voor impulsen uit de zintuigen.
Door middel van elektrochemische processen vindt impulsgeleiding door neuronen plaats. Dit is een soort elektrische impuls die zich via het membraan van het axon van een neuron richting de dendriet van een ander neuron verplaatst.
Impulsoverdracht. In de cel zijn neurotransmitters opgeslagen in kleine synaptische blaasjes. Ze worden zodra er een zenuwimpuls komt heel snel uit de cel vrijgemaakt door middel van exocytose, en diffunderen dan over de synaps om aan de receptoren die aan de buitenkant van de ontvangende cel te vinden zijn te binden.
Een axon is een uitloper van een zenuwcel. Hij geeft elektrische impulsen door en zo zorgt voor informatieoverdracht in de hersenen.
Gevoelszenuwcellen vervoeren impulsen van een zintuigcel naar het centraal zenuwstelsel. Schakelcellen zorgen ervoor dat de impuls wordt overgedragen op andere zenuwcellen. Schakelcellen zorgen ervoor dat de impuls wordt overgedragen op bewegingszenuwcellen, maar dat de impuls ook bij de hersenen terecht komt.
Een gebied in het ruggenmerg, genaamd de dorsale hoorn, functioneert als een informatiecentrum, waar inkomende signalen direct gestuurd worden naar de hersenen maar ook terug naar het ruggenmerg van het aangedane gebied.
Via ruimten tussen de wervels treden 31 paar ruggenmergzenuwen uit. De ruggenmergvliezen omhullen deze zenuwen tot aan het punt waar ze de wervelkolom verlaten. De ruggenmergzenuwen zijn vernoemd naar de hoogte waarop en het gebied van de wervelkolom waarin ze het ruggenmerg verlaten.
Alle zenuwcellen bestaan uit een cellichaam, een axon en dendrieten. De axonen en dendrieten zijn de uitlopers die aan het cellichaam vast zitten. We noemen een uitloper een dendriet als het een impuls vervoert naar het cellichaam toe. We noemen een uitloper een axon als het een impuls vervoert van het cellichaam af.
De weg die impulsen bij een reflex afleggen. Bestaat uit een receptor (zintuigcel), sensorische- en motorische zenuwen en een effector.
De motorische neuronen sturen onze spieren aan. Samengevat is er bij het verwerken van een impuls een soort actie- reactie effect. Sensibele neuronen merken een impuls op, zetten deze om in een elektrisch signaal en sturen deze naar de hersenen, waar het in een specifiek deel verwerkt wordt.
Een prikkel is een waarneembare verandering in de omgeving. Een verandering van de uitwendige omgeving heet een uitwendige prikkel.Voorbeelden van uitwendige prikkels zijn temperatuur en geluid.Zo'n verschil in de omgeving kan ook inwendig zijn.
Sensorische informatieverwerking wordt ook wel prikkelverwerking genoemd. Bij sensorische informatieverwerking worden prikkels die je via je lichaam binnen krijgt verwerkt in je hersenen. Deze prikkels komen binnen via je zintuigen. Prikkels van buiten je lichaam komen binnen via geur, smaak, tast, je ogen en oren.
Prikkeldrempel
Allereerst is er de prikkeldrempel. Deze prikkeldrempel geeft aan hoeveel sensorische prikkels er nodig zijn of hoe sterk ze moeten zijn voordat de prikkel opgemerkt wordt.