Eén mol is gelijk aan precies 6,02214076 × 1023 deeltjes, zoals atomen, moleculen, ionen of bepaalde groeperingen van dergelijke deeltjes. De mol wordt veel gebruikt in de scheikundige berekeningen, met name om hoeveelheden reactanten en producten van chemische reacties uit te drukken.
M wordt in een formule voor de berekening van het aantal mol gebruikt. M staat ook voor molair dat is mol/L of mmol/ml. Als in een opgave staat: 20,0 mL 0,10 M natronloog, dan weet je deze oplossing 0,10 mol NaOH/L of 0,10 mmol NaOH/mL bevat. m is hier de massa in gram en M de massa van 1 mol stof in gram.
De scheikundige mol is een eenheid die staat voor het aantal deeltjes, dus het aantal moleculen of atomen. Hierbij bevat 1 mol 6,022 × 1023 deeltjes, oftewel 6,022 × 1023 deeltjes per mol (mol-1). Dit getal wordt de constante van Avogadro genoemd en wordt aangeduid met het symbool NA.
Je kunt van mol naar volume gaan door het aantal mol te delen door de molariteit. Als je het volume weet en je wil het aantal mol weten, dan vermenigvuldig je het volume met de molariteit. Voorbeeld: Je hebt 5 L zoutzuur met een molariteit van 0,1 mol/L.
De getalswaarde van de molaire massa van een stof in g·mol−1 is gelijk aan de moleculaire massa in u. Zo is de molaire massa van water 18,015 g·mol−1, want de moleculaire massa bedraagt 18,015 u.
Dit houdt in dat 1 Mol van de stof overeenkomt met 39,997 gram. Hoeveelheid stof in gram g. Door het gewicht van de hoeveelheid stof die je hebt te delen door de molecuulmassa kan je het aantal Mol berekenen.
Gebruik het periodiek systeem om de molaire massa van de stof te vinden bij het omrekenen van gram naar mol en mol naar gram. Om gram naar mol om te rekenen, vermenigvuldigt u het aantal gram met 1 mol/molaire massa . Om mol naar gram om te rekenen, vermenigvuldigt u het aantal mol met de molaire massa/1 mol.
Molair volume bij STP kan worden gebruikt om van mol naar gasvolume en van gasvolume naar mol om te rekenen. De gelijkheid van 1 mol = 22,4 L is de basis voor de conversiefactor.
Als we het aantal mol vermenigvuldigen met de molaire massa krijgen we de massa: 0,6 mol NaCl x 58.5 g/mol = 35,1 g. Om de concentratie te krijgen delen we het aantal gram door het aantal liter: 35,1 / 5 = 7,02 g/L.
Onthouden: om de sterkte in mmol in een %-oplossing uit te kunnen rekenen per 1 ml, dien je het percentage x 10 te doen.
De kop-romplengte van een mol varieert van 11 tot 16 cm. De staartlengte is 22 tot 45 mm, de achtervoetlengte 16 tot 23 mm. Het gewicht ligt tussen de 65 en 140 gram. Het wijfje is gemiddeld 10 mm kleiner dan het mannetje en 25 gram lichter.
Een mol wordt gedefinieerd als de hoeveelheid van een stof die 6,022 X 10 23 entiteiten bevat zoals deeltjes, atomen, ionen, moleculen, etc.
Mollen leveren een belangrijke bijdrage aan het ecosysteem en de bodemvruchtbaarheid, door gangen te graven waardoor water en zuurstof tot diep in de aarde kunnen doordringen. Omdat ze larven eten die graswortels vernietigen, zijn ze (op de molshopen na) ook goed voor het gazon.
Eenheden van concentratie zijn mol per liter (mol L -1 of mol/L). Met deze eenheden wordt concentratie vaak Molariteit genoemd, geschreven als M, d.w.z. 0,1M = 0,1mol/L etc. Let op: als de hoeveelheid opgeloste stof in grammen wordt gegeven, moet u deze omrekenen naar mol.
De mol verblijft vrijwel zijn gehele leven ondergronds. Door zijn speciale rechte haarinplant kan de mol even gemakkelijk voor- als achterwaarts door de gangen bewegen. Mollen kunnen goed zwemmen en klimmen. De mol graaft diepe en ondiepe gangen tot 1 meter diep, waarvan de totale lengte 60 meter kan bedragen.
Indien bij gebruik van de mol het type deeltje niet wordt gespecificeerd, zal uit de context volgen welk deeltje wordt bedoeld: moleculaire stoffen bestaan uit moleculen, dus met 'een mol water' worden 6,02214076 × 1023 watermoleculen bedoeld.
Een mol van een bepaalde stof heeft een massa (in gram) die gelijk is aan de massa van het molecuul of het atoom van die stof uitgedrukt in u. Dit heet de molaire massa. Water heeft bijvoorbeeld een molecuulmassa van 18,016 u, dus een molaire massa van 18,016 g/mol. Ofwel: 1 mol water heeft een massa van 18,016 gram.
Glucose heeft een molmassa van 180,156 gram per mol.
Bepaal eerst de mol per liter (mol/L) van de oplossing. Bepaal vervolgens de molaire massa (g/mol) van de opgeloste stof. Vermenigvuldig de mol per liter met de molaire massa om de grammen per liter (g/L) te krijgen.
De gelijkheid 1 mol = 22,4 L is de basis voor de conversiefactor.
Je kunt mol nooit omzetten in milliliters . Die twee worden niet gebruikt om hetzelfde te meten. Mol wordt gebruikt om de hoeveelheid substantie aan te geven (terwijl het massagetal voor elk element en dergelijke erbij betrokken is), terwijl milliliters worden gebruikt om de hoeveelheid volume aan te geven.
Bespreek met de leerlingen dat het handig is om milliliters te kunnen omrekenen naar liters en andersom, omdat je dan met een meer passende maateenheid kunt rekenen. Zo zeg je bijvoorbeeld dat er in een fles water 1 liter zit in plaats van 1000 milliliter.
AMU wordt gedefinieerd als een twaalfde van de massa van een koolstof-12 ( 12 C) atoom . C is de meest voorkomende natuurlijke koolstofisotoop en is goed voor meer dan 98% van de koolstof die in de natuur voorkomt.
1 AMU = 1,66 x 10^-24 gram .
Een mol van een substantie is gelijk aan evenveel moleculen van die substantie als er atomen koolstof-12 in precies 12 g koolstof-12 zitten. Dit betekent dat 1 mol van een substantie een gewicht is, in grammen, gelijk aan het moleculaire gewicht van die substantie uitgedrukt in atomaire massa-eenheden .