Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een 'gewoon' eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Bij lange zinnen hoort ook een komma tussen twee persoonsvormen. Een bijzin in een bijzin hoort tussen twee komma's. Een beknopte bijzin hoort ook tussen twee komma's. Als de zin erg lang is komt tussen een beknopte bijzin en een hoofdzin een komma.
Elk onderdeel begint met een kleine letter. Na de leden van de opsomming staan doorgaans puntkomma's en na het laatste lid een punt. Als de opsomming bestaat uit erg korte delen, kunnen in plaats van puntkomma's ook komma's gebruikt worden, of kunnen alle leestekens achterwege blijven.
Je voegt leestekens toe aan je tekst om de leesbaarheid van de tekst te verhogen. Leestekens kunnen bijvoorbeeld de uitspraak van een woord verduidelijken, de nadruk op een specifiek woord of specifieke woordgroep leggen, een citaat markeren of de intonatie van een zin bepalen.
Je plaatst een zinseindeteken, zoals een punt, uitroepteken of vraagteken, bij een citaat tussen aanhalingstekens binnen de aanhalingstekens.
Meestal komt er geen komma voor de nevenschikkende voegwoorden en en of. Hij eet graag cornflakes, havermoutpap, boterhammen en spiegeleieren.
Is het waar dat er nooit een komma voor en mag staan? Nee, dat is niet waar. Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, kan hij worden toegevoegd, óók voor en.
Voor de voegwoorden dat, of en om komt meestal geen komma: 'We willen de gesprekken zo indelen dat iedereen deze maand aan de beurt komt.
“Zo geformuleerd is deze regel veel te algemeen en daardoor onjuist”, zei Onze Taal er eens over. “Als een komma de duidelijkheid of leesbaarheid van een zin vergroot, mag hij worden toegevoegd, óók voor en.” De Taalunie zegt dat de komma aan te raden is in lange zinnen en om misverstanden te voorkomen.
Die regel is te verklaren: een komma wordt gebruikt wanneer je een pauze hoort, en bij het voegwoord en is meestal geen sprake van zo'n pauze. En brengt een 'geruisloze' verbinding tot stand tussen zinnen of delen van een zin. De schoolregel gaat dan ook in veel gevallen op.
In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel. In een bijzin staat de persoonsvorm niet vooraan, maar juist achteraan (helemaal achteraan of als een van de laatste woorden).
Dus kan als voegwoordelijk bijwoord en als nevenschikkend voegwoord worden gebruikt. Als dus als bijwoord vóór de persoonsvorm staat, komt het onderwerp door inversie na de persoonsvorm.
Een dubbele punt gebruiken we vóór een opsomming, een citaat, een verklaring, aankondiging, omschrijving, toelichting, conclusie of gedachte. Er komt geen spatie vóór een dubbele punt, wel erna.
Het is allebei goed.Je kunt is ouder en daardoor voor sommige mensen beter.Je kan is voor anderen juist weer wat moderner en aansprekender. Vaak krijgt 'Je kunt je nu inschrijven' in Nederland de voorkeur.
Nee, alleen wanneer is juist. Waarneer is geen bestaand Nederlands woord. Ook waneer (met één n) is niet goed. Wanneer is ontstaan uit de Middelnederlandse woorden wan ('wanneer, als, indien') en eer ('vroeger').
Het is ook geen probleem om de vormen wij en we af te wisselen. Gebruik wij als er nadruk op ligt: 'Wij zijn verantwoordelijk voor de juiste afhandeling van klachten. ' Gebruik we als er niet zo veel nadruk ligt op het woord: 'Zoals we hebben afgesproken', 'Als u graag gebeld wilt worden, nemen we contact met u op.
Het voegwoord maar kan alleen vooraan in een (bij)zin staan. Er komt geen komma achter: We vroegen om aardbeienijs, maar kregen kersenijs. Ik wil best met de trein naar Italië, maar dat kost te veel.
Een voegwoord vertelt je bovendien wat het verband is tussen de twee korte stukjes. Je kunt zeggen: “Sam gaat naar huis. Hij is ziek.” Met een voegwoord koppel je deze zinnen aan elkaar: “Sam gaat naar huis, want hij is ziek.” Het tweede stuk van de zin geeft de reden aan van het eerste stuk.
Aanhalingstekens kunnen om een hele zin of om een deel van een zin gezet worden. Bij een citaat op het eind van de zin staat de punt binnen de aanhalingstekens als de aanhalingstekens om een hele zin (of een opeenvolging van zinnen) staan. De punt maakt dan deel uit van het citaat.
Gedachten krijgen geen aanhalingstekens.Je schrijft wat iemand denkt verder in een aparte zin die begint met een kleine letter.
De apostrof ziet eruit als een hoge komma ('). In een academische tekst wordt de apostrof voornamelijk ingezet om verwarring over de uitspraak van een woord te voorkomen. De apostrof wordt niet gebruikt om woorden in te korten en letters weg te laten, zoals bij informele teksten wel het geval is.
Veelvoorkomende leestekens zijn de punt (.), de komma (,), het vraagteken (?)en het uitroepteken (!).