Wanneer je een ouder, broer of zus hebt met schizofrenie, is de kans dat je het zelf ook krijgt 10%.Als je geen familieleden met schizofrenie hebt is die kans maar 1%. Maar erfelijkheid is niet het enige. Wat er in je omgeving gebeurt speelt namelijk ook een rol.
Schizofrenie is waarschijnlijk multifactorieel erfelijk. Dit betekent dat varianten in genen, samen met omgevingsfactoren ervoor zorgen dat iemand de ziekte kan krijgen. Van sommige varianten in genen en omgevingsfactoren weten we dat ze misschien invloed kunnen hebben.
Schizofrenie komt voor bij ongeveer één op de honderd mensen en treft meer mannen dan vrouwen (bron: Ypsilon). De ziekte ontstaat meestal voor het eerst tussen de 16 en 35 jaar en komt voor over de hele wereld. De eerste symptomen treden vaak op na cannabis gebruik bij jongeren.
Een psychose wordt vaak uitgelokt door een heftige gebeurtenis die gepaard gaat met stress, zoals een overlijden, scheiding of andere ontregelende gebeurtenis. Of door een heftige positieve verandering, zoals de geboorte van een kind. Slaapgebrek en drugs- of medicijngebruik kunnen de kans op een psychose vergroten.
Schizofrenie ontwikkelt zich bij mannen gemiddeld 5 jaar eerder dan bij vrouwen. Bij mannen heeft de eerste psychose meestal plaats tussen het 16e en 35e levensjaar; bij vrouwen is dit meer variabel. In de menopauze hebben vrouwen een verhoogde kans op schizofrenie.
Schizofrenie is niet te genezen, maar vaak wel goed te behandelen. Hoe eerder er begonnen wordt met behandelen, hoe beter de resultaten zullen zijn. Medicijnen zijn bij schizofrenie erg behulpzaam en kunnen ervoor zorgen dat iemand veel minder last heeft van psychosen.
Ongeveer één op de zeven personen met schizofrenie voldeed aan de strikte definitie van herstel. Per jaar herstelt slechts 1,4% (mediaan) van de personen met schizofrenie.
De lijdensdruk van patiënten met schizofrenie is hoog en de kans op terugval is aanzienlijk. Doorgaans betekent de ziekte een langdurige, vaak levenslange, afhankelijk- heid van professionele zorg. Het lijden wordt niet alleen bepaald door de aandoening zelf, maar ook door de sociale consequenties.
Psychose en schizofrenie worden vaak door elkaar gebruikt. Toch is het niet hetzelfde. Een psychose is een verzamelnaam voor de symptomen, zoals waanideeën.Schizofrenie is de diagnose die iemand krijgt als hij minimaal een maand psychosen heeft (gehad).
Mensen met schizofrenie leven 20-25 jaar minder lang
van mensen met schizofrenie ligt ongeveer 20-25 jaar lager dan de levensverwachting van de algemene bevolking. De belangrijkste verklaring hiervoor is de twee tot drie keer zo grote kans op hart- en vaatziekten bij mensen met schizofrenie.
Mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben een gemiddeld tien tot twintig jaar kortere levensverwachting dan de algemene bevolking. Bij een diagnose van schizofrenie of bipolaire stoornis ligt de levensverwachting zelfs ongeveer vijftien tot twintig jaar lager ten opzichte van de algemene bevolking.
Mensen met schizofrenie bleven snel drukken. We vonden dat vooral het voorste deel van hersenen, de frontale cortex*, veel minder efficiënt werkt bij mensen met schizofrenie. Dit gebied is belangrijk voor het maken van voorspellingen.
Het antwoord is: nee.
Bij de positieve symptomen gaat het om psychotische verschijnselen als hallucinaties, wanen en verward denken. Negatieve symptomen zijn gedragspatronen die er voorheen wel waren. Het gaat bijvoorbeeld om het terugtrekken uit sociale contacten en een verminderd concentratievermogen.
Volgens het verzekeringsgeneeskundig protocol biedt een reguliere baan een cliënt met schizofrenie of een verwante psychose de beste kans op herstel en sociale participatie. Dit betekent dat een diagnose niet automa- tisch tot de conclusie 'geen benutbare mogelijkheden' mag leiden.
Mensen met schizofrenie hebben uiteenlopende woonwensen.Rehabilitatiebenaderingen zoals IRB nemen deze wensen als vertrekpunt, en helpen de patiënt bij het realiseren daarvan. Daarbij zijn keuzemogelijkheden voor de patiënt van groot belang.
Comorbide voorkomen van een psychotische stoornis (mogelijk schizofrenie) en een ontwikkelingsstoornis werd bevestigd. De prevalentie van ASS en van schizofrenie wordt beide geschat op 1%. Bij personen met ASS is er een beduidend hoger voorkomen van psychose, maar met uiteenlopende cijfers.
Je krijgt bij schizofrenie vaak medicijnen die helpen tegen psychoses. De belangrijkste medicijnen zijn antipsychotica. Zij werken kalmerend en gaan de wanen en hallucinaties tegen. Het medicijn wordt voorgeschreven bij acute psychoses en bij mensen met schizofrenie.
Mensen wonen in een kamer in een instelling of wooninitiatief. De bewoners worden ondersteund in de dagelijkse activiteiten. Er is een stabiele omgeving, dagelijkse regelmaat en zinvolle dagbesteding en begeleiding bij het huishouden en het maken van sociale contacten.
Een psychose begint vaak met niet-specifieke klachten. Iemand verandert bijvoorbeeld in zijn gedrag, lijkt niet langer geïnteresseerd in sociale contacten en wordt minder actief. Vervolgens wordt hij bijvoorbeeld achterdochtig, hoort stemmen, hallucineert en kan niet meer helder denken.
Voorbeelden zijn broomperidol, chloorprotixeen, flupentixol, fluspirileen, haloperidol, penfluridol, perfenazine, pimozide, pipamperon en zuclopentixol. Atypische antipsychotica zijn middelen die in de hersenen het effect van natuurlijk voorkomende stoffen dopamine en serotonine verminderen.
Er is pas sprake van een schizoaffectieve stoornis als je naast psychoses ook last hebt van andere symptomen die kenmerkend zijn voor schizofrenie. Een belangrijk kenmerk van schizofrenie is het verliezen van het contact met de werkelijkheid, bijvoorbeeld door psychoses, wanen of hallucinaties.
Besef dat eventuele wanen en hallucinaties voor de persoon op dat moment waarheid zijn. Veroordeel niet en probeer iemand niet te overtuigen van jouw gelijk; geef wel aan dat jij de wereld anders ervaart. Voorkom dat iemand zich op- of ingesloten voelt en zorg dat er altijd een fysieke uitweg is.
Schizofrenie is volgens de recente inzichten een progressief verlopende ontwikkelingsstoornis, een hersenziekte met een complexe genetische basis.