In de winter verliest hij deze opvallende kenmerken en is hij minder kleurrijk. De fuut vangt vis door tot vier meter diep te duiken, maar eet ook ongewervelde waterdieren.
Voedsel. Een fuut leeft voornamelijk van vis van 2–10 cm, soms groter. De prooi wordt tot op een diepte van 2 tot 4 meter onder water achtervolgd. Een duik duurt zo'n halve minuut lang.
De bronnen variëren over het aantal meters (tien tot tientallen), maar dat een fuut ver onder water kan zwemmen staat vast. Het gaat zelfs zover dat zijn poten verder naar achteren zitten op zijn lijf, waardoor die onder water grotere afstanden kan zwemmen. Nadeel daarvan is dat die op de kant vrijwel niet kan lopen.
Ook aan het wateroppervlak is de fuut een goede zwemmer en bereikt hij snelheden van 4 tot 7 kilometer per uur.
Futen overwinteren veelal in groepen op open water, waar meestal het begin van de paarvorming plaatsvindt.
In de broedtijd vaak luidruchtig. Territoriumroep een ver dragend "ròòòhhh…". Daarnaast nog veel meer keelklanken en rauwe roepen. Jongen piepen hoog.
150 tot 200 gram verse vis heeft de fuut iedere dag nodig.
Meer en meer laat de Aalscholver zich in parken en vijvers zien. Het is een behendige viseter, die onder water snel kan zwemmen. Z'n snavel is zo gebouwd dat een vis nauwelijks meer kan ontsnappen.
Het allereerste voedsel dat jonge futen te eten krijgen, zijn veren. Het is dan ook niet gek als je een fuut veertjes ziet plukken van zijn borst of buik en die aan zijn jongen voert.
De fuut duikt om zijn eten boven te krijgen. Daarbij kan de fuut wel 15 tot 20 seconden onder water blijven.
Deze naam verwijst naar de ver naar achter staande poten van fuutachtigen waardoor het lijkt alsof de poten uit de billen steken.
De fuut werd jarenlang bedreigd door de mens. In de 19e eeuw waren de fraaie kopveren erg geliefd en werd de fuut hierop stevig bejaagd. Later, vooral in de jaren '30 en '40 van de vorige eeuw, waren de eieren van de fuut van belang.
Het voedsel van de knobbelzwaan bestaat uit waterplanten en waterdiertjes. Zwanen zijn met hun lange hals gespecialiseerd in het grondelen naar waterplanten op diepten waar grondelende eenden niet meer bij kunnen. Verder eten ze gras.
Aalscholvers duiken doorgaans tot 10 meter diep.
Gevarieerd: o.a. keffende, niesende en zachte geluiden.
Vooral kleine zoogdieren, zoals woelmuizen (in Nederland veel veldmuis, rosse woelmuis) en jonge konijnen. Ook regenwormen, kevers, amfibieën, jonge vogels en aas. Over het algemeen geen snelle jager, maar kan soms vogels en volwassen konijnen pakken. Jaagt vooral vanaf zitplaats laag boven de grond.
Zwanen zijn grote watervogels die bekend staan om hun elegantie en romantiek. De statige dieren worden in het wild ongeveer twintig jaar oud.
De veren vormen een bal in de maag, waar ze deels worden verteerd en gemengd met voedsel tot een bol die uiteindelijk wordt uitgebraakt. Deze gewoonte dient er waarschijnlijk toe om de ingewanden te beschermen tegen de moeilijk te verteren visgraten.
Uiteraard zijn vogels zoals pinguïns, eenden, zwanen, aalscholvers, pelikanen, meeuwen, futen, meerkoeten, e.v.a. voorbeelden van vogels die niet alleen kunnen zwemmen, maar waarvoor dit zwemmen zelfs essentieel is voor hun voortbestaan (voeding).
Een reiger is geen echte watervogel. Ze kunnen niet zwemmen.
Een papegaaiduiker kan gedurende één minuut duiken al blijft hij meestal slechts 30 seconden onderwater. Terwijl ze onderwater zijn sturen ze met de uitgestrekte vleugels, waarbij het lijkt alsof ze bijna vliegen, met de poten als roer. Ze kunnen tot wel 60 meter diep duiken.
Vogels leggen eieren, en de struisvogel legt de grootste eieren ter wereld. Het vrouwtje, de hen, kan elke twee dagen een ei leggen.
Sommige vogels maken nauwelijks een nest en leggen hun eieren op de kale grond, zoals veel op kliffen broedende zeevogels, bijvoorbeeld Zeekoeten. Veel hoendervogels leggen hun eieren op de grond. Bij de zangvogels is dat de leeuwerik en bij de roofvogels is dat bijvoorbeeld de havik.
dat zijn meestal die van zangvogels zoals de kleine karekiet en de heggenmus. Ze legt dan steeds maar één ei per nest.