De distelvlinder is een vlinder uit de onderfamilie Nymphalinae van de familie van de aurelia's. In Nederland en België is de distelvlinder vooral bekend als trekvlinder die in sterk wisselende aantallen passeert.
De levensduur van de vlinder varieert van enkele dagen tot twee of drie weken maar soorten die als vlinder overwinteren leven zelfs een aantal maanden. Het belangrijkste doel in het leven van een vlinder: zich voortplanten.
In februari - Dagpauwoog. In maart - Boomblauwtje; Gehakkelde orelia; Dagpauwoog; Kleine vos; Citroenvlinder. In april - Klein koolwitje; Boomblauwtje; Gehakkelde orelia; Bond zandoogje; Dagpauwoog; Kleine vos; Distelvlinder; Landkaartje; Koninginnepage; Citroenvlinder; Klein geaderd witje.
De citroenvlinder leeft het langst van alle inheemse dagvlinders en kan bijna een jaar oud worden.
De meeste vlinders sterven na enkele dagen of weken, de volwassen dagpauwoog kan in de vrije natuur echter maanden oud worden. Van een in gevangenschap gehouden exemplaar is bekend dat een leeftijd van elf maanden werd bereikt.
Weersomstandigheden: Vlinders kunnen niet goed tegen droogte. Ze kunnen dus niet de hele tijd in de felle zon zitten, want dan drogen ze uit. Ook kunnen ze niet tegen te veel regen. Het weer kunnen wij en de vlinders niks aan doen.
Maar om op je vraag te antwoorden: 's nachts (of bij slecht weer) hangen vlinders onder blaadjes in bomen of struiken, of ze kruipen in holletjes tussen stenen of andere voorwerpen om er een slaapje te doen.
Vlinder, als de vlinder in jouw leven verschijnt dan geeft de vlinder jou de boodschap mee van transformatie. Komt de vlinder in jouw leven dan laat deze je weten dat er een nieuw begin heel dichtbij is. Een transformatie naar een leven in liefde, vreugde en gezondheid, Elk dier brengt een boodschap mee.
Verreweg de meeste vlinders worden beschouwd als onschuldige en nuttige dieren omdat ze bestuivers zijn die niet kunnen steken of bijten.
Een aantal soorten vlinders kan geluiden opvangen met de antennes en dienen dus als gehoor, niet alle vlinders kunnen geluiden horen, bij vlinders die dat wel kunnen zijn er viert typen gehoororganen waar dit er één van is.
Nachtvlinders of motten (Heterocera) zijn een grote groep vlinders die overeenkomsten in gedrag vertonen maar geen samenhangende taxonomische groep vormen. De groep omvat alle vlinders, met uitzondering van de Papilionoidea, waarvoor ook wel de naam Rhopalocera of dagvlinders wordt gebruikt.
Vlinders zoals het koolwitje of citroenvlinder zijn vaak in groepjes aan de rand van een (regen) plas te vinden om te drinken. Ook drinken vlinders van waterdruppels op bladeren of ander vocht.
Om deze sensoren goed te laten werken, voorziet het lichaam ze actief van insectenbloed en zuurstof. Dit gebeurt via een klein extra 'hart' in de vleugel. Dit pompt het bloed door de vleugel heen, zodat het goed verdeeld wordt. Delen die belangrijk zijn, krijgen zo genoeg bloed.
Sommige vlinders houden een winterslaap. Zij kunnen goed tegen vorst, dankzij een soort 'antivries' in hun lijf. Doodstil hangen ze, totdat het voorjaar zich weer aandient. Met het lekkere weer van de afgelopen dagen worden ze wakker en kan je ze rond zien vliegen.
Sommige vlinders kruipen weg in een beschut hoekje in een schuur of in een holle boom. Ze houden een soort winterslaap en komen in de lente weer tevoorschijn. De citroenvlinder is een taaie: die gaat gewoon ergens aan een blad of een takje hangen en kan zelfs overleven als de temperatuur onder nul komt.
Naast de opvallende vleugels van veel soorten zijn ook de grote, samengestelde ogen van de vlinder heel opvallend. Deze ronde bollen, met honderden kleine, zeshoekige facetten, bevinden zich aan de zijkanten van de kop. Daartussen steken twee lange antennen, die bij dagvlinders altijd eindigen in een knopje.
Reumer schreef een fascinerende zin: 'Vlinders hebben weliswaar een simpel zenuwstelsel, maar zoiets als hersenen ontbreekt volledig en slim zijn ze dus niet. ' Toevallig weten wij precies wat deze diertjes bespaard is gebleven, maar je vraagt je wel af hoe zij, hersenloos, door hun dag heen komen.
Elke vlinder heeft z'n favoriete bloem of plant. Ze drinken van de nectar die in bloemen zit. Daarom kun je die vlinders goed lokken met suikerwater, dat is net zo zoet als nectar. Sommige soorten - zoals de atalanta - houden meer van rottend fruit.
De roltong of proboscis van een vlinder of diverse andere geleedpotigen is een buisvormige, oprolbare tong waarmee nectar uit de bloem kan worden opgezogen, of ander vloeibaar voedsel, zoals sap van zacht rottend fruit, urine, mest, of vocht van dode dieren.
Ze vertegenwoordigen een gevoel van onschuld, liefde en zachtmoedigheid. Het komt ook zelden voor dat je ze tegenkomt omdat ze de mens ontlopen. Dit wordt door velen gezien als een boodschap van iemand die van bovenaf op je neerkijkt.
Ook vlinders hebben vijanden. Dagvlinders worden vaak opgegeten door vogels en de grote vijanden van de nachtvlinders zijn vleermuizen en spinnen.
Doordat je de vleugels gelijk knipt ontstaat er ook weer een goede balans. Dit stelt de vlinder in staat om weer te vliegen, al zullen dit geen hele grote afstanden zijn. De beste methode is de vlinder met dichtgeklapt vleugels vasthouden. Knijp de vleugels licht tegen elkaar zodat hij niet weg kan vliegen.
Ze gaan daar in winterslaap en kunnen prima tegen de kou. Tien en zelfs twintig graden vorst kunnen ze prima hebben. Om een vlinder veilig te verplaatsen pak je deze met dichte vleugels tussen wijs- en middelvinger (Bron: Kars Veling)Dat geldt ook voor dagpauwoog en kleine vos.
Het kan gebeuren dat een vlinder uw huis is binnengekropen om daar te overwinteren. Dat kan een zolder zijn, de slaapkamer of zelfs een badkamer. Hij dacht dat het een rustige en koele plek was. Als dan de verwarming wordt aangezet, worden koele plekjes warm en de vlinders ontwaken uit hun winterslaap.
Op koude, bewolkte dagen houden ze zich schuil. Vlinders zitten het liefst op beschutte plekjes waar ze zich op kunnen warmen in de zon. Op die manier doen ze energie op om verder te kunnen vliegen. Ook als het waait of regent zoeken vlinders deze beschutte plekken op, om daar te wachten tot het weer beter wordt.