Een getal is deelbaar door 8 als de laatste drie cijfers van dat getal deelbaar is door 8. Zo is 1248 deelbaar door 8 omdat 248 deelbaar is door 8, want 248 : 8 = 31.
Je kunt alle getallen door elkaar delen. In sommige gevallen is de uitkomst een geheel getal, en in andere gevallen zul je een rest of breuk overhouden. De uitkomst van 14 / 7 is 2 (een geheel getal), maar als je 17 deelt door 7 houdt je een breuk over, namelijk 17 / 7 = 2 3/7.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij.
7 ÷ 8 of 7/8 =. 875 Ik zet nog wel een 0 voor de komma zodat duidelijk is waar de punt achter de komma staat 0.875. En we zijn klaar.
De breuk 5/8 is hetzelfde als de deelsom 5 : 8 en dit is een getal dat kleiner is dan één, want als je 5 taartjes hebt en je wilt ze met zijn achten opeten, krijgt iedereen minder dan één taartje. Je kunt dus heel snel zien dat 4/3 groter is dan één en dat 5/8 kleiner is dan één.
Een getal is deelbaar door 4 als de laatste twee cijfers van dat getal deelbaar is door 4. Zo is 4312 deelbaar door 4 omdat 12 deelbaar is door 4. Een getal is deelbaar door 5 als het laatste cijfer van dat getal een 0 of een 5 is. Zo is 4310 deelbaar door 5.
Deelbaarheid door 11
Zet voor alle cijfers om en om een plus en een min. Tel daarna alle cijfers op. Als de uitkomst deelbaar is door 11 dan is het hele getal deelbaar door 11.
Kinderen leren beter delen als ze merken dat delen fijn is. En dat leren ze alleen als ze er zelf voor kiezen om iets te delen. Geef je kind dus de controle en laat hem of haar bepalen wanneer de ander met het speelgoed mag spelen.
Als je 1/3 door 2 deelt, dan krijg je een stuk dat 6 keer in de hele taart past. 1/3 : 2 is dus 1/6.
Delen door 1/2 betekent vragen "Hoe vaak past 1/2 in je getal?". Dat is 2x het getal. Met andere breuken werkt het net zo. Delen door 2/3 is hetzelfde als vermenigvuldigen met 3/2.
Hetzelfde effect heb je als het in het begin meteen al niet past, omdat je een klein getal wilt delen door een groter getal. Dan zou ik maar meteen een komma zetten, en genoeg nullen erbij halen totdat het wél past. 1: 4563 past niet in 12, dus je zet een komma in je antwoord en een nul achter de 12.
Een getal is deelbaar door 9 als en slechts als de som van zijn cijfers deelbaar is door 9. Vb. 288 is deelbaar door 9 want 2 + 8 + 8 = 18 en 18 is deelbaar door 9.
Een getal is deelbaar door 12 als het deelbaar is door 3 en door 4. Een getal is deelbaar door 15 als het deelbaar is door 3 en door 5. Een getal is deelbaar door 18 als het deelbaar is door 2 en door 9.
7 als het getal, dat verkregen wordt door het laatste cijfer weg te laten en 2 maal af te trekken van het getal gevormd door de overblijvende cijfers, deelbaar is door 7. Zo is b.v. 364 deelbaar door 7, want 36 - 2 × 4 = 28 is deelbaar door 7.
Als je de helft van een getal wil uitrekenen, deel je dit getal door twee.
1/4 deel = 25 % 1/2 deel = 50 %
De delers van 5 zijn: 1 en 5
Het getal 6 Is 6 deelbaar door 1?
Dan hou je een rest over van 10. 11 past 10 keer in 20, met een rest van 10. Het past er dus niet gelijkelijk in. Hier hebben we dus al onze delers: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 10, ...
Visuele uitleg van de begrippen een derde en een kwart.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.