De oude Grieken hadden al 'heldere' ideeën voor contact op lange afstand. Op hoge heuvels stonden mensen met fakkels die met lichtsignalen belangrijke boodschappen aan elkaar doorgaven. De Romeinen keken dat kunstje af en gebruikten ook fakkels als seinmiddel op de wachttorens langs de grenzen van het Romeinse Rijk.
Met “inkt” schreven de Romeinen op houten plankjes en papyrus. Papyrus wordt gemaakt van gedroogde bladeren van de papyrusplant. Daarmee werden bladen “papier” gemaakt. Ook schreven zij op perkament (vellum).
Het bereikte zijn grootste omvang onder keizer Trajanus (98 - 117). Kenmerkend voor het Romeinse Rijk was de grote omvang en de belangrijke rol van steden die onderling verbonden waren met verharde wegen, die ook de snelle verplaatsing van de legioenen naar de legerplaatsen aan de grenzen mogelijk maakten.
De Romeinen hadden bewondering voor de Griekse cultuur. Ze namen de Griekse beelden en Griekse wetenschappers mee naar Rome. De beelden zetten ze in hun eigen huizen of tuinen en de wetenschappers werden slaven. De Romeinen leerden veel van hun slaven, zelf hadden ze nog geen wetenschap ontwikkeld.
Tot 476 na Christus heersten de Romeinen over een groot deel van Europa en Noord-Afrika. Daarna werden ze door allerlei volken aangevallen en waren ze niet sterk genoeg meer om te winnen. Maar hun uitvindingen zijn nog steeds overal in gebruik: centrale verwarming, waterleidingbuizen, riool, dakpannen en nog veel meer.
De Romeinse architectuur stelde de muur weer centraal, wat in de Oud-Griekse architectuur de zuil was. Ook legden ze zich toe op boogconstructies. Verder waren de Romeinse architecten meesters in het scheppen van binnenruimten, met name koepels, apsides en gewelven.
Al die dingen die mensen denken, doen en hebben: gewoonten en gebruiken, godsdienst, normen en waarden, bestaanswijze, muziek en voorwerpen, eetgewoonten en wijze van kleden, bouwwerken.
De Romeinse cultuur heeft zich doorheen bijna 1500 jaar lange geschiedenis van het oude Rome ontwikkeld en ook veranderingen gekend. Een belangrijk aspect van deze cultuur was de taal van de Romeinen, het Latijn, met geschiedschrijvers zoals Tacitus en de dichters Vergilius, Horatius, Ovidius en Propertius.
De omgeving van Rome heette Latium en de bewoners Latijnen. Daarom noemen we de taal de van Romeinen Latijn. Rome werd een wereldmacht en daardoor werd Latijn de belangrijkste voertaal. Als je in die wereld iets wilde bereiken, dan moest je Latijn kunnen spreken.
Maar dat ging ten koste van andere culturen. Philip Matyszak presenteert zijn lezers de vijanden van Rome, onder wie koninginnen als Boudicca, Cleopatra en Zenobia, en veldheren zoals Hannibal, Jurgurtha, Alarik en Attila de Hun.
Grootgrondbezitters: Zij woonden in prachtige villa's op het platteland in paleizen in de stad Rome. In de zomer gingen ze naar het platteland omdat het dan in Rome druk, vies en benauwd was! Deze families hielden zich bezig met het bestuur van een stad of rijk. Soms hielden ze zich ook bezig met oorlog voeren.
Hoewel de oudere Minoïsche en Myceense beschaving al een schrift kenden, respectievelijk het Lineair A en B, ging dit tijdens de duistere eeuwen verloren. Daarom gebruikten de oude Grieken om hun Indo-Europese taal te schrijven een alfabet dat ze overnamen van de Feniciërs en aanpasten naar de vereisten van hun taal.
Zoals het overgrote deel van de antieke religies behoort ze tot de polytheïstische volks- en stammenreligies. Zij wordt gekenmerkt door een veelvoud aan riten die als doel hadden de natuurlijke en publieke orde te handhaven.
Het Romeinse leger had lange tijd een indrukwekkende reputatie. Het stond bekend als een sterke, efficiënte krijgsmacht waartegen geen kruid gewassen was. Germaanse en Keltische tegenstanders, hoe driest en moedig ook, waren dikwijls geen partij voor de Romeinse beroepssoldaten.
Actief bezig zijn met kunst en cultuur biedt kinderen, jongeren en volwassenen mogelijkheden om zelf vorm te geven aan de manier waarop ze in de wereld staan, aan hun relatie met anderen en met de samenleving en dus aan hun identiteit. Mensen kunnen hun identiteit vormgeven door cultuurparticipatie.
Wanneer we leren de invloeden om ons heen te herkennen en te veranderen, kunnen we zelf invloed uitoefenen op ons gedrag. Wanneer we dat model op cultuur toepassen, zien we dat we door onze cultuur worden beïnvloed, maar ook dat we die cultuur kunnen beïnvloeden en veranderen.
Cultuur is dat wat de mens schept. Het begrip staat tegenover "natuur" (dat wat aangeboren is, wat spontaan en zonder menselijk toedoen is ontstaan) en verwijst naar menselijke activiteit en de symbolen die deze activiteit betekenis geven.
Hera en andere geliefden
Zeus' vrouw was zijn zus, de godin Hera, de derde dochter van Kronos. Tot haar grote woede en verdriet werd Zeus echter dikwijls getroffen door de pijlen van de god van de eeuwige liefde Eros en kon hij de liefde voor andere vrouwen niet weerstaan.
In het Romeinse Rijk bestond een grote variatie aan godsdiensten en religieuze gebruiken. Elk volk, elke stad, iedere vereniging en elke familie had eigen culten, gebruiken en beschermgoden. Overal waren tempels, heilige bosjes, gewijde bomen en voorwerpen waarin plaatselijke geesten huisden.
Eros was de Griekse god van de vleselijke liefde. In het Latijn heet hij Amor (liefde) of Cupido (begeerte). Eros was het hulpje (volgens sommigen de zoon) van Aphrodite, de godin van de liefde en de vruchtbaarheid. Hij was degene die mensen verliefd maakte door een pijl in hun hart te schieten.
De Romeinen dronken vooral water en wijn. Wijn was goed te betalen, maar echte goede wijn was heel duur en alleen voor de rijken. Ook melk was duur, omdat het moeilijk was een koe te onderhouden, en er niet zo heel veel koeien waren in Italië.
De Romeinen eten tussen 8:00 en 9:00 wat brood en kaas voor het ontbijt. Maar dat wordt door veel Romeinen vaak overgeslagen. Tijdens de lunch tussen 12:00 en 15:00 wordt het avondeten van de vorige dag onverwarmd gegeten. Vaak is dat wat brood, vlees of vis, met wat fruit en wat wijn.
Wat aten de Romeinen? 's Morgens stond op het ontbijt brood met honing of kaas, druiven, olijven en melk. 's Middags werd brood gegeten met koud vlees, vis, groente en fruit. Daarbij werd honingwijn of koude kruidenwijn gedronken.