Het is verstandig om uw enquête te beginnen met een introductie. Ga er bij het schrijven van een introductie vanuit dat respondenten niets of weinig weten over het onderwerp van uw enquête. Gebruik eenvoudige en heldere taal. Leg kort het onderwerp en het doel van de enquête uit.
In de inleiding van je enquête zet je het onderwerp van je vragenlijst: Waar gaat het onderzoek over? Dit kan bijvoorbeeld de klanttevredenheid van klanten van Locatie X zijn. Daarnaast vermeld je uit hoeveel vragen bestaat de vragenlijst en/of hoeveel tijd het kost om de vragenlijst in te vullen.
Een goede vraag bevraagt maar één onderwerp, stuurt niet, bevat geen dubbele ontkenningen, is niet te lang, is duidelijk geformuleerd, houdt rekening met alle mogelijkheden en genereert antwoorden waar je wat mee kan.
Als je wilt dat de respondenten je enquête afmaken, mag het maximaal 10 minuten duren. Dit betekent ongeveer 20 vragen. Zorg voor een goede chronologische volgorde van je enquête. Zet vragen met hetzelfde onderwerp bij elkaar.
Open vragen (of vrije vragen) duren langer en zijn lastiger om te beantwoorden. Als u te veel open vragen stelt, kan dat ervoor zorgen dat respondenten uw enquête niet afmaken. Als u gesloten vragen stelt, is de kans groter dat respondenten uw enquête afmaken.
Probeer er daarom voor te zorgen dat je enquête niet langer duurt dan 8 minuten. Dit betekent dat je maximaal 20 tot 25 korte en bondige (open of gesloten) vragen kunt stellen.
Een enquête kan bestaan uit open vragen, meerkeuzevragen of een combinatie van beide. Bij onderzoek naar feiten (kwantitatief onderzoek) wordt met name van meerkeuzevragen gebruikgemaakt, terwijl in onderzoek naar meningen (kwalitatief onderzoek) eerder van open vragen gebruikgemaakt zal worden.
In je inleiding introduceer je je onderwerp, stelt de probleemstelling op en vertelt je doelstelling en je onderzoeksvragen. Verder maak je een korte beschrijving van de onderzoeksopzet en maak je een leeswijzer.
Gemiddeld genomen kunnen mensen 4 à 5 vragen per minuut beantwoorden (onder de voorwaarde dat ze niet te veel moeten nadenken). Matrixvragen zijn veel sneller te beantwoorden, gemiddeld genomen ongeveer 8 à 10. In dezelfde tijd zijn dus meer vagen te stellen.
De voordelen. Anonimiteit zorgt over het algemeen voor een hogere response, omdat respondenten erg aan hun privacy hechten en dus sneller geneigd zijn om te reageren als het anoniem ingevuld kan worden.
De eerste stap om tot een juiste onderzoeksvraag te komen is het beantwoorden van de vraag 'waarom ga je onderzoeken, evalueren of monitoren? ' Het beantwoorden van deze vraag geeft je een beeld van het soort onderzoeksvraag dat je gaat stellen, welke informatie je nodig hebt en welke antwoorden je nodig hebt.
Een matrixvraag is een vraag met een gesloten einde waarin respondenten worden gevraagd een of meer rij-items te beoordelen aan de hand van dezelfde reeks met kolomkeuzen. Een vraag met een beoordelingsschaal, die vaak een Likert-schaal wordt genoemd, is een variant van de matrixvraag.
Hierbij (maar ook voor papieren vragenlijsten) hanteren wij de regel dat het niet langer dan 5 minuten mag duren. Dit is de tijd die je makkelijk van iemand kunt vragen om een paar vragen te beantwoorden. Langer kan natuurlijk wel, maar dan raakt de respondent de concentratie kwijt voor het invullen van de vragenlijst.
“Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden. Wat de vragensteller wil of vindt, is al in de vraag verpakt. Dit soort vragen is dus suggestief.