In Nederland komen drie adellijke titels voor: graaf/gravin, baron/barones en ridder. De meeste mensen van adel in Nederland hebben echter geen titel, maar gebruiken alleen het predicaat jonkheer of jonkvrouw.
De titel hertog of hertogin bestaat niet langer in de Nederlandse adel.
Sinds de afscheiding van België in 1830 komt er slechts één markies voor onder de adellijke families in Nederland: de Earl of Clancarty uit het Engelse geslacht Le Poer Trench, die de Nederlandse adellijke titel 'Markies van Heusden' voert. De koning(in) van Nederland is markies of markiezin van Veere en Vlissingen.
De adeldom van een meerderheid van deze families dateert uit de beginjaren van het Koninkrijk der Nederlanden, de periode van 1814 tot 1817. Vandaag de dag telt de Nederlandse adel 10.000 tot 11.000 personen, waarvan naar schatting 2.000 in het buitenland wonen. Samen behoren ze tot de ongeveer 325 adellijke families.
Je bent van adel als je afstamt van een vader die van adel is en die bovendien dezelfde achternaam heeft als jij, omdat titel en predikaat met de achternaam verbonden zijn en adeldom alleen in de mannelijke lijn kan worden doorgegeven.
De titel baron komt in Nederland en België op twee manieren voor: "op allen" en "met het recht op eerstgeboorte". In het eerste geval heeft ieder lid van de betreffende adellijke familie (dat wil zeggen iedere afstammeling, mannelijk of vrouwelijk, in mannelijke lijn) recht op de titel baron of barones.
De uitdrukking "blauw bloed" wordt in de zin "Hij/zij heeft blauw bloed" gebruikt om aan te duiden dat iemand tot de adelstand behoort.
Van de oudste adel weten we weinig, maar vanaf de 12e eeuw zijn de eerste families te onderscheiden. Bekend is de familie van de Utrechtse bisschop Hardbert van Bierum (1139-1150), die de rechtsmacht over Coevorden en Drenthe verwierf en erfelijk prefect (bisschoppelijk vertegenwoordiger) van Groningen werd.
Het kopen van een adellijke titel maakt je ook een edelman. Vanwege de vrije naamskeuze is het kopen en dragen van een adellijke titel legaal. U moet er echter rekening mee houden dat u geen echte edelman wordt door geboorte, huwelijk of adoptie. Vanuit juridisch oogpunt is het een pseudoniem met een wapenschild.
Prins is de hoogste adellijke titel, maar kan ook een (lagere) vorstelijke titel zijn. Het vrouwelijke equivalent is Prinses. Koning is na keizer de hoogste vorstelijke titel, en met deze titel wordt het (mannelijk) staatshoofd van een koninkrijk aangeduid. Het vrouwelijke equivalent wordt koningin genoemd.
Een hertog staat boven andere adel zoals een jonkheer, baron, markies of graaf.
Het ontstaan van de adel
In ruil voor hun steun en veel geld aan de leenheer waren zij vaak in staat om hun leen erfelijk te maken. Op die manier hadden zij voor hun familie speciale privileges (voorrechten) gekregen die nog eeuwenlang zouden gelden.
Graaf als erfelijke titel
Aanvankelijk was een gravenambt een persoonsgebonden beneficium (een niet-erfelijk leengoed) en was een graaf ook afzetbaar. Door de verankering van het gravenambt binnen eenzelfde stamgeslacht begon men het ambt vanaf de 10e/11e eeuw toch als erfelijk te ervaren.
In Zwitserland was de adel, in tegenstelling tot in het buitenland, allesbehalve bevoorrecht, zowel vanuit politiek, sociaal, juridisch als fiscaal oogpunt. Volgens het onderstaande document vertegenwoordigt de Zwitserse adel vandaag 1,06 ‰ van de Zwitserse bevolking met 450 gezinnen.
De ongehuwde dochter van een (burg)graaf, baron, ridder of jonkheer werd aangesproken met freule. Deze aanspreekvorm is uit de mode geraakt. Weduwen van adellijke personen werden vroeger aangeduid als douairière, gevolgd door naam en titel of predikaat van de man, maar zonder de eigen naam: Douairière A.B.C.
In de 19e eeuw was de Friese adel relatief klein en steenrijk. De groep breidde zich uit doordat burgerlieden in de adelstand werden verheven. Ook ging de adel huwelijken aan met de (rijke) burgerij. Basis van de rijkdom was het grootgrondbezit, dat werd verpacht aan rijke boeren.
De uitdrukking blauw bloed hebben betekent 'van adel zijn'. De precieze herkomst van deze uitdrukking is niet duidelijk. De meeste naslagwerken geven aan dat ze terug te voeren is op de middeleeuwse Spaanse aristocratie.
Deze titels kunnen zijn, van laag naar hoog: ridder, baron, burggraaf, graaf, markies, hertog, prins. Adellijke personen zonder titel dragen het predicaat jonkheer of jonkvrouw.
In tegenstelling tot de Lord of the Manor titels, is de titel van Laird een erfelijke eigenschap, die expliciet aan het fysieke land is gebonden, dat wil zeggen dat de titel niet meervoudig kan worden gehouden en ook niet gekocht of verkocht kan worden zonder tegelijkertijd het land te kopen of te verkopen.
“Reken maar op 2.000 à 3.000 euro kosten voor je eigen familiewapen”
Dat wil zeggen dat de oudste zoon zich baron mag noemen. De rest is titelloos en is dus gewoon jonkheer of jonkvrouw. Deze komt vooral voor in families die tot de adelstand verheven zijn. Overgang op iedereen komt het meeste voor bij 'geslachten' die ooit ingelijfd of erkend zijn.
Voor een baron luidt die formule Hoogwelgeboren heer baron en voor een barones Hoogwelgeboren vrouwe barones. Bij brieven aan adellijke personen schrijven we in het adres de volledige naam na de titel.