In de celkern van een dierlijke cel en een
Een dierlijke cel heeft geen celwand en dus ook geen turgor. Wanneer een dierlijke cel te veel opzwelt, zal deze kapot knappen. Wanneer de osmotische waarde buiten de cel hoger is, zullen zowel de plantencel als de dierencel water naar buiten diffuseren.
Bij Eukaryoten (organismen zoals planten, dieren, schimmels en protisten) bevindt zich het belangrijkste DNA in de celkern (nucleus - vandaar ook nucleïnezuur).
Een dierlijke cel is een cel zoals die bij dieren voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een membraan en het cytoplasma; een celwand zoals bij bacteriën en bij planten ontbreekt. In het cytoplasma bevinden zich de overige celorganellen zoals golgiapparaat, mitochondriën en het endoplasmatisch reticulum.
Bijna alle micro-organismen, zoals bacteriën, archaea en schimmels, maar ook planten, hebben naast een celmembraan ook een celwand om hun cel. Dierlijke cellen, waaronder ook die van de mens, hebben geen celwand. We hebben alleen een celmembraan rondom onze cellen.
Eukaryoot vs prokaryoot
Prokaryoten hebben geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel. Eukaryoten hebben wel een celkern waarin het DNA zich bevindt. Daarnaast hebben prokaryoten vaak minder organellen dan eukaryoten en zijn ze minder ingewikkeld.
Dierlijke cellen hebben geen celwand, maar alleen een celmembraan. De celwand is goed doorlaatbaar voor water met opgeloste stoffen, maar wanneer op de celwand nog een cuticula aanwezig is, zoals bij epidermiscellen van planten, dan wordt watertransport door de celwand sterk tegengegaan.
Beide cellen hebben wel een celkern. In de celkern vind je de chromosomen. De mens heeft er 46. In alle lichaamscellen van de mens vindt je dus 46 chromosomen in de celkern.
De celkern (nucleus) ligt in het cytoplasma van de cel en is het informatie- en besturingscentrum van de cel. De celkern is het organel in de cel, waarin de erfelijke informatie (DNA) is opgeslagen.
In alle cellen van ons lichaam zit een celkern die ons DNA bevat. De enige uitzondering is de rode bloedcel; die heeft geen celkern.
Het erfelijk materiaal (DNA) vormt de genetische code van ieder levend organisme. Ieder individu bezit zijn eigen genetische code, met uitzondering van identieke tweelingen. Deze genetische code blijft gedurende het hele bestaan van het dier constant.
Het is een dubbele draad die de erfelijke informatie van alle levende organismen bevat. Bij de mens bevindt het DNA zich in de kern van iedere cel (Wikipedia). Iedere cel in ons lichaam heeft één kern (Wikipedia) en het DNA in de kern van alle cellen bevat hetzelfde DNA.
Dierlijke cellen hebben geen celwand én geen vacuole, plantaardige cellen wel. Plantaardige cellen kunnen (afhankelijk van welk deel van de plant ze zijn) bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels hebben. Verder hebben dierlijkeen plantaardige cellen wel beiden een celmembraan en cytoplasma.
Als je een dierlijke cel vergelijkt met een plantaardige cel, zie je dat er ook verschillen zijn. Een dierlijke cel heeft geen plasticiden, geen grote vacuolen en ze hebben geen celwand. Dat planten moeilijker verteerbaar zijn, komt door de stevige celwand.
James Dewey Watson (Chicago, 6 april 1928) is een Amerikaanse moleculair bioloog, die in 1953 samen met Francis Crick, Rosalind Franklin en Maurice Wilkins de structuur van het DNA ontdekte. Watson ontving hiervoor met Crick en Wilkins de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde in 1962.
Een groot deel van het DNA is bij iedereen hetzelfde. Maar sommige stukken DNA verschillen per persoon. Iedereen heeft zijn of haar eigen varianten in het DNA en daardoor een eigen 'DNA-profiel'.
Los in de cel
Maar veel eencelligen, zoals bacteriën, hebben geen celkern waardoor hun genetisch materiaal los in het cytoplasma ligt. Bacteriën hebben een enkele chromosoom.Maar daarnaast hebben ze nog veel meer DNA in de vorm van plasmiden. Een plasmide is een cirkelvormige stukje DNA.
Dierlijke cellen zijn gemakkelijk te herkennen omdat ze geen celwand hebben. Een cel zonder celwand is dus altijd dierlijk. Plantencellen zijn de enigen met bladgroenkorrels , dus zie je die groene stipjes in je cel, dan weet je al dat je met een plant te maken hebt.
23 paar chromosomen
In de cellen (bouwstenen van je lichaam) zitten bijna altijd 46 chromosomen. Van de chromosomen zijn er steeds twee hetzelfde. Die vormen een paar, net als bijvoorbeeld een paar schoenen. Mensen hebben in hun lichaamscellen 23 paar chromosomen.
Schimmels zijn anders dan planten en dieren en vormen dus een aparte groep in de natuur. Dit komt doordat de bouwstenen waaruit ze bestaan, de cellen anders zijn opgebouwd. Schimmelcellen hebben net als plantencellen een stevige celwand. Maar anders dan planten, hebben schimmelcellen geen bladgroenkorrels.
Cellen zonder kern noemen we prokaryoten. Cellen met een celkern noemen we eukaryoten. Alle prokoryoten zijn ééncellige bacteriën of arcaea. De archaea zijn een apart domein.
Bacteriën en archaea zijn eencellig en hebben geen celkern.