Een bij heeft, net zoals andere insecten, zes poten. De poten bestaan uit een heup, een dij, een scheen en de voet. Deze zes poten zijn onderverdeeld in drie paar.
Insecten hebben altijd zes poten en dat is onder andere een reden waarom spinnen niet onder de insecten vallen: zij hebben er acht. Bijna alle insecten hebben vleugels, alhoewel ze niet door elk insect ook daadwerkelijk gebruikt worden.
Spinnen; 8 poten, 8 ogen en spintepels. Er zijn zoveel soorten spinnen, dat algemeen gezegd kan worden dat het achtpotige dieren zijn met een tweeledig lijf.
De insecten hebben bijzonder lange haren aan de zijkant van hun poten, waartussen stuifmeel blijft kleven. De bijen gebruiken deze haren om grote bulken stuifmeel vervoeren, die soms bijna een derde van hun lichaamsgewicht beslaan.
De twee voelsprieten of antennes zijn opgebouwd uit zeer beweeglijke ringen. Op deze ringen komen gevoelige puntjes voor waardoor de bijen met hun voelsprieten kunnen voelen, ruiken, smaken en horen. Het gehoor is gelegen in het scharnier van de antennes.
Je kunt bijen die slapen herkennen aan hun ontspannen houding: ze zakken door de pootjes, vallen soms om en laten met name de antennes, de voelsprieten, zakken. In de bijenwoning tref je ze aan de rand van het nest, soms massaal, slapend aan.
Een bij heeft, net zoals andere insecten, zes poten. De poten bestaan uit een heup, een dij, een scheen en de voet. Deze zes poten zijn onderverdeeld in drie paar.
Net als elk insect bestaat een hommel uit een kop, een borststuk en een achterlijf (figuur 2). Het borststuk draagt drie paar poten en twee paar vleugels.
Bijen hebben een harig lichaam, met gele en zwarte strepen. Het lichaam bestaat uit drie delen; de kop, de borst en het achterlijf. Ze hebben zes poten, vier vleugels en vijf ogen. De bij ruikt met haar voelsprieten, die zitten boven op haar kop.
Een wesp heeft drie paar poten.
Voor 1980 waren er slechts 200.000 soorten beschreven; in 2008 waren dat er al 1.000.000. Tot de geleedpotigen behoren de zespotigen (voornamelijk insecten), de achtpotige spinachtigen, de tien- tot veertienpotige kreeftachtigen, de duizendpotigen (duizend- en miljoenpoten) en de uitgestorven trilobieten.
Kreeften horen net zoals insecten en spinnen tot de geleedpotigen. Kenmerkend voor de kreeften zijn dat ze 5 paar poten hebben, in totaal dus 10 poten. Vier paar om mee te lopen en het voorste paar is omgevormd tot grote scharen. Met die sterke scharen kan hij zijn voedsel, zoals mossels, kraken en opeten.
Dat is afhankelijk van de vliegensoort, maar vrijwel alle vliegen zijn voorzien van een kop, een borststuk en een achterlijf. Ze hebben ook allemaal drie paar poten en een paar vleugels.
Alhoewel bij het lopen de buik zich dicht bij de grond bevindt, zijn de poten vrij lang, ongeveer tien centimeter van de heup naar de tenen. Tijdens het lopen houdt het dier ze zeer gebogen. Aan iedere poot bevinden zich vijf tenen, die alle voorzien zijn van een klauw.
Een spin bestaat uit twee delen: een klein kopborststuk en een groot ach- terlijf. Hoeveel poten heeft een spin? Acht natuurlijk! De poten zitten vast op het kopborstuk.
Het borststuk, ook wel thorax genoemd, bestaat uit drie segmenten. Aan elk segment zit een paar borstpoten. Deze poten worden soms 'echte' poten genoemd, omdat dit de poten zijn die later de zes poten van de vlinder vormen.
In de praktijk is het makkelijker om naar de lengte van de voelsprieten op de kop te kijken: bijen hebben lange sprieten, zweefvliegen meestal korte. Ook hebben bijen kaken onderaan kun kop, vliegen hebben alleen een tong. Veel bijen zijn door hun lange beharing van wespen te onderscheiden.
Het zichtbare kleurenspectrum is ook anders bij de bij, zo kan de bij geen rood zien maar kan ze wel ultraviolet licht zien (net zoals sommige vogels). Bovendien kan ze gepolariseerd licht waarnemen, dit heeft geen belang bij haar beeldvorming maar wel bij haar navigatie.
Uiterlijk verschil tussen bij en wesp
De meest voorkomende bij in Nederland is de honingbij. Deze heeft duidelijk zichtbare lichaamsbeharing op het borststuk en aan de bovenkant van de kop. Deze beharing is een typisch verschil met de wesp. Daarnaast is de honingbij bruin/zwart van kleur en de wesp geel-zwart.
Toch zijn er een aantal duidelijke verschillen tussen hommels en bijen. Hommels zijn namelijk groter en hebben meer haar op hun lichaam. Dit maakt ze beter geschikt voor bestuiving dan bijen. Verder produceren hommels, in tegenstelling tot bijen, geen honing.
Maken wespen honing? Er is maar één enkel simpel antwoord op deze vraag: NEE! Hoewel wespen – net zoals bijen – nectar drinken, zijn ze fysisch niet in staat om deze om te zetten in honing. Dat wil uiteraard niet zeggen dat ze niet van honing houden: soms stelen wespen grote hoeveelheden honing uit bijenkorven.
Bij de hommels hebben, net als bij honingbijen en wespen, alleen de koninginnen en werksters een angel. De mannetjes kunnen niet steken. De angel is bedoeld als verdedigingswapen. Tijdens een steek wordt een geringe hoeveelheid gif via de angel in het lichaam gepompt.
De naam Hexapoda is een verwijzing naar het meest onderscheidende kenmerk van de groep: aan de meestal goed ontwikkelde thorax zitten drie paar poten (zes poten). De meeste andere geleedpotigen hebben meer dan drie paar poten.
Insecten hebben nauwelijks of geen slagaders, maar wel een hart. Het lichaam van een insect bevat ook tracheeën: een zeer fijnvertakt stelsel van kleine buisjes met openingen aan de zijkant van het lichaam, dit is het ademhalingssysteem.
Verder bestaan alle mieren uit een kop, een borststuk en een achterlijf en hebben ze allemaal zes poten. Koninginnen en mannetjes hebben bovendien vleugels, zodat ze 'bruidsvluchten' kunnen uitvoeren.