Daarnaast heeft een schimmel een celwand, vacuole, celmembraan en een cytoplasma. Net als bij bacteriën zijn niet alle schimmels slecht.
Schimmels zijn eukaryote organismen. Dit wil zeggen dat hun cellen een kern bevatten (sommige schimmels hebben zelfs meerkernige cellen). Schimmelcellen hebben een celwand van chitine en hebben net als planten een vacuole.
De schimmelvacuole is een groot, door een membraan omgeven organel dat fungeert als reservoir voor de opslag van kleine moleculen (waaronder polyfosfaat, aminozuren, verschillende tweewaardige kationen (bijv. calcium), andere ionen en andere kleine moleculen). Het is tevens het primaire compartiment voor afbraak.
De meeste eencellige algen die in zoet water leven, hebben geen kloppende vacuole.
Maar anders dan planten, hebben schimmelcellen geen bladgroenkorrels. Ze halen hun energie niet uit de zon zoals planten. Veel schimmels halen hun voedsel uit dode planten of dieren. Daarom staan schimmels bekend als de opruimers van de natuur.
Schimmels zijn opgebouwd uit schimmeldraden, die een gekleurde laag op objecten kunnen vormen. Deze schimmeldraden vormen “spore”, een klein, gewoonlijk eencellig reproductief lichaam dat bestand is tegen extreme omstandigheden en bij geschikte omstandigheden tot een nieuw organisme kan uitgroeien.
Sommige schimmels weven door de aarde, ontbinden materie en recyclen voedingsstoffen om gezonde bodems te bouwen waar planten en dieren kunnen floreren. Ze vormen de interface tussen dood en leven — zonder hen zou de wereld begraven liggen onder omgevallen bomen, de resten van dieren en onvruchtbare grond .
Een vacuole is een blaasje gevuld met vocht, dat omgeven is door een vacuolemembraan (tonoplast) en dat zich in het cytoplasma van een cel bevindt. Dierlijke cellen bevatten vaak geen of weinig kleine vacuolen. Jonge plantaardige cellen bevatten eerst meerdere vacuolen. Deze nemen later water op en verenigen zich.
Er is zelden een vacuole bij dierlijke cellen, maar wanneer vacuolen aanwezig zijn, zijn het er meerdere die kleiner zijn dan in de plantaardige cel. De cellen sluiten nauw aaneen, er zijn geen intercellulaire ruimten.
Een vacuole is een blaasje gevuld met vocht, omgeven door een membraan in een cel.
Een vacuole is een celorganel dat in verschillende celtypen voorkomt. Voedselvacuolen zijn alleen te vinden in de cellen van planten, protisten, schimmels en dieren . Voedselvacuolen zijn cirkelvormige delen van het plasmamembraan die voedseldeeltjes omsluiten als ze de cel binnenkomen.
Schimmels zijn ingewikkelder organismen dan virussen en bacteriën — ze zijn "eukaryoten", wat betekent dat ze cellen hebben. Van de drie pathogenen lijken schimmels het meest op dieren in hun structuur.
Cytoplasma - Het cytoplasma, of protoplasma, van bacteriële cellen is waar de functies voor celgroei, metabolisme en replicatie worden uitgevoerd. Het is een gelachtige matrix die bestaat uit water, enzymen, voedingsstoffen, afvalstoffen en gassen en celstructuren bevat zoals ribosomen, een chromosoom en plasmiden.
Dierlijke cellen hebben geen celwand én geen vacuole, plantaardige cellen wel. Plantaardige cellen kunnen (afhankelijk van welk deel van de plant ze zijn) bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels hebben. Verder hebben dierlijkeen plantaardige cellen wel beiden een celmembraan en cytoplasma.
Bacteriën hebben een functie in onze afweer tegen virussen, schimmels en andere bacteriën. Als een voor het lichaam onbekende bacterie binnendringt, kan dit een infectie veroorzaken.
Obligaat heterotroof zijn o.a. alle dieren, de meeste bacteriën en alle schimmels.
Schimmels kunnen eencellig of meercellig zijn. Schimmels hebben wel een celkern en ook een celwand, maar geen bladgroenkorrels. ook hebben ze cytoplasma en een vacuole. Bacteriën planten zich voort door delling (celdeling).
Dierlijke cellen hebben geen grote centrale vacuole, maar bevatten een aantal kleine vacuolen. Schimmelcellen en plantencellen bevatten wel een grote, centrale vacuole.
Ribosomen zorgen voor de aanmaak van eiwitten in cellen. Ze zijn opgebouwd uit meer dan dertig verschillende eiwitten en rRNA. Ribosomen zitten op het ruw endoplasmatisch reticulum (ER) of komen zelfstandig voor in het cytoplasma. Ze maken eiwitten op basis van de erfelijke informatie uit het DNA en RNA.
Een dierlijke cel heeft net zoals een plantaardige cel ook cytoplasma, een kern en een celmembraan. Als je een dierlijke cel vergelijkt met een plantaardige cel, zie je dat er ook verschillen zijn. Een dierlijke cel heeft geen plasticiden, geen grote vacuolen en ze hebben geen celwand.
Naast planten en dieren is er een derde groep organismen, schimmels, waarvan de cellen eigen kenmerken hebben. Vanwege zijn celwand lijkt een schimmelcel op een plantencel. Maar een schimmelcel heeft geen bladgroenkorrels, daarin lijkt hij meer op een dierlijke cel.
De laag-moleculaire componenten die hierbij vrijkomen, worden naar het cytoplasma getransporteerd en hergebruikt. De lysosomen van een cel 'communiceren' met elkaar en met andere celcompartimenten. Veelal wordt daarom gesproken van het lysosomale systeem. Vrijwel alle cellen van mens, dier en plant hebben lysosomen.
Minder dan 0,4% van de geïdentificeerde schimmels is tot nu toe beoordeeld op uitsterven . Van de geanalyseerde schimmels werd meer dan de helft als bedreigd beschouwd. Duizenden anderen kunnen verdwijnen voordat de wetenschap ze kan registreren.
Nuttige schimmels
In de natuur spelen schimmels een wezenlijke rol doordat ze zorgen voor de noodzakelijke afbraak van dood organisch materiaal. Ze verwerken bijvoorbeeld dode bladeren of omgevallen boomstammen en zijn zo de opruimers van de natuur.
Fungi waren een van de eerste complexe levensvormen op het land , die rotsen ontgonnen voor minerale voeding, en deze langzaam veranderden in wat later aarde zou worden. In het Laat-Ordovicium vormden ze een symbiotische relatie met levermossen, de vroegste planten.