Als de handeling zelf centraal staat, worden deze werkwoorden met hebben vervoegd. Als de verandering van plaats of de richting (met het te bereiken doel) centraal staat, worden ze met zijn vervoegd.
Zijn en hebben kunnen allebei
Werkwoorden van beweging, zoals fietsen, lopen, rijden, vliegen. Deze krijgen hebben als het vooral om de beweging zelf gaat, en zijn als het om de richting waarin de beweging plaatsvindt gaat. Vergelijk de volgende zinnen: Ik heb gisteren 20 kilometer gefietst.
De voltooide vorm 'heeft overgestoken' bestaat wel, maar hoort bij het minder gebruikelijke overgankelijke broertje, dat onder meer 'ruilen' betekent ('gelijk oversteken').
'Wij hebben de werkzaamheden aangevangen' is juist. Het werkwoord aanvangen kan 'ergens mee beginnen, iets beginnen te doen' betekenen. Bijvoorbeeld: 'De commissie heeft haar werkzaamheden aangevangen. ' Aanvangen heeft ook de betekenis 'beginnen te bestaan, beginnen te gebeuren'.
Gewoonlijk wordt het werkwoord verliezen met hebben vervoegd: Ik heb mijn paspoort verloren. Dat is zeker het geval wanneer de nadruk ligt op de gebeurtenis, het moment van verliezen. Vervoeging met zijn staat dan vreemd. Een zin als Ik ben gisteren mijn paspoort verloren is niet voor iedereen acceptabel.
Begonnen zijn
Dat werkwoord wordt tegenwoordig altijd met zijn gecombineerd in de voltooide tijd, ook als er een lijdend voorwerp in de zin staat: De politie is een onderzoek begonnen. (een onderzoek is lijdend voorwerp; 'De politie heeft een onderzoek begonnen' is verouderd) Ik ben een leesclub begonnen.
Een bekend ezelsbruggetje om te achterhalen of een voltooid deelwoord met d dan wel met t wordt geschreven, is luisteren naar de verleden tijd. Eindigt die op -de, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -d.Eindigt de verleden tijd op -te, dan schrijven we het voltooid deelwoord met -t.
ik bevries, jij bevriest, wij bevriezen. ik bevroor, jij bevroor, wij bevroren. het is bevroren.
ik ben op mijn fiets gesprongen. Ik heb de hele dag in die auto gereden. Ik ben met die auto naar Antwerpen gereden. Voor werkwoorden zoals vallen en zinken kunnen we alleen zijn gebruiken.
Wat is juist: 'Ik heb zijn naam vergeten' of 'Ik ben zijn naam vergeten'? 'Ik ben zijn naam vergeten' heeft de voorkeur. Als vergeten de betekenis 'niet meer weten' heeft, zijn 'ik ben het vergeten', 'wij zijn het vergeten', enz. het best.
overeengekomen, vastgesteld. Meer of min aan elkaar gelijk zijn. Overeenkomen drukt dit zonder nadere aanduiding uit.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
Werkwoord. Hij hield de hamer stevig vast.