Een repetitio is de eenvoudigste vorm van een enumeratie. Bij deze stijlfiguur worden woorden (of delen van woorden) of zinswendingen herhaald. Je hebt mensen en mensen.
Repetitio is een opsomming waarbij een woord of delen van woorden steeds herhaald worden. Voorbeelden van repetitio zijn: Drommels, drommels en nog eens drommels. Uur na uur na uur zagen we daar.
De herhaling of iteratio is een stijlfiguur waarin een nagenoeg letterlijke herhaling plaatsvindt. Door de herhaling wordt dat wat de schrijver/spreker wil benadrukken onder de aandacht gebracht.
Het parallellisme ook parallellie is een stijlfiguur waarbij twee (of meer) zinswendingen naar inhoud of naar vorm min of meer gelijk zijn. Vaak wordt deze stijlfiguur toegepast om de betreffende zinnen of zinsdelen meer nadruk te geven. Parallellisme is kenmerkend voor de Bijbelse poëzie.
Parallellisme wordt beschouwd als een 'onvolledige herhaling' (vandaar ook wel equivalentie genoemd), waarbij de identiteit én het verschil van de aldus geplaatste tekstelementen worden beklemtoond.
Wat is een chiasme? Bij een chiasme worden twee woorden in een omgekeerde volgorde herhaald. Die twee woorden zijn precies hetzelfde óf ze lijken op elkaar. Chiasme betekent kruisstelling en komt van de Griekse letter Chi, ofwel X.
Het gebruik van stijlfiguren is handig wanneer jij een pakkende tekst wilt schrijven of een speech houdt. Voorbeelden van stijlfiguren zijn een metafoor, pleonasme, tautologie en de hyperbool. Een andere veelgebruikte manier om een tekst leven in te blazen is door middel van beeldspraak.
Een pleonasme is een uitdrukking waarin het ene woord iets benoemt wat ook al in het andere woord besloten ligt (bijvoorbeeld: oude bejaarde en nat water). De termen pleonasme en tautologie hebben allebei betrekking op het gebruiken van verschillende woorden die ongeveer hetzelfde betekenen.
Een stijlfiguur, of stijlmiddel is het doelbewuste gebruik van een of meer woorden die afwijken van de gebruikelijke betekenis. Dit wordt met name in de literatuur veel gebruikt om een bepaald effect bij de lezer te bereiken. Vaak wil men hiermee de aandacht van de lezer trekken en hem op een belangrijk punt wijzen.
A. Herhaling (repetitio)
Je gebruikt twee keer hetzelfde woord om er aandacht op te vestigen. Geld, geld is het enige wat hem bezighoudt. Ja, ja, je kunt me nog meer vertellen. Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
Herhaling geeft op dezelfde manier houvast, je kindje weet na een paar keer herhalen wat er komen gaat. En dat is fijn. Daarbij speelt herhaling natuurlijk ook een heel belangrijke rol bij het leren. Alleen door regelmatig te herhalen, kan je baby/dreumes zich dingen eigen maken.
Er is veel herhaling nodig om te zorgen dat leerlingen onthouden wat ze hebben geleerd. Door te herhalen wordt de leer- stof in het langetermijngeheugen opgeslagen, zodat het niet meer vergeten wordt en over een maand, jaar of decennium nog steeds kan wor- den opgehaald en gebruikt.
Stijlfouten zijn fouten tegen de goede stijl. Vaak gaat het om verhaspelde uitdrukkingen, een verkeerde woordkeuze of zinnen die ontsporen. In sommige gevallen gebruiken auteurs dergelijke afwijkingen met opzet; dan worden het stijlfiguren genoemd en wordt er (meestal) geen bezwaar tegen gemaakt.
Een pleonasme is een uitdrukking waarbij een eigenschap die al in een woord besloten ligt nogmaals wordt benoemd met een ander woord. Voorbeelden hiervan zijn “aanwezige toeschouwers”, “brandend vuur” of “openstaande vacature”.
Antithese. Bij een antithese worden tegengestelde begrippen met elkaar verbonden om ze te versterken. Voorbeeld: Antithese Ik blijf je trouw in goede en slechte dagen, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid.
Een tautologie is een combinatie van woorden die hetzelfde uitdrukken. Het zijn twee woorden van dezelfde woordsoort, bijvoorbeeld twee bijvoeglijk naamwoorden, twee zelfstandignaamwoorden of twee bijwoorden. Tussen de woorden in staat meestal een voegwoord, zoals en of of. Je kunt hierbij denken aan verheugd en blij.
Nieuwe vorming van een tumor. Kan kwaadaardig of goedaardig zijn.
Bij het oxymoron (de klemtoon ligt op mo) gaat het om twee begrippen die op het eerste gezicht niet samen lijken te gaan, al worden ze wel zo gepresenteerd. Een bekend voorbeeld is 'Er viel een oorverdovende stilte. ' Dat is eigenlijk gek: oorverdovend hoort juist bij lawaai.
Een alliteratie is een vorm van rijm waarbij dezelfde beginletter een aantal keer achter elkaar wordt herhaald. Een anafoor is een herhaling van een of meerdere woorden in één of meerdere zinnen. Alliteratie: Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindelaan.Anafoor: Niemand die het ziet.
Een metafoor is een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders, waarmee het een overeenkomst vertoont. Zo is het schip der woestijn een metafoor voor een kameel: de kameel wordt vergeleken met een schip.
Beeldspraak wordt ook wel een stijlfiguur genoemd. Er is sprake van beeldspraak als er figuurlijke taal wordt gebruikt. Figuurlijke taal houdt in dat de schrijver een ander woord gebruikt voor wat hij bedoelt. Wat voor ander woord hij gebruikt hangt af van de vorm beeldspraak die hij gebruikt.
Een hyperbool is een stijlfiguur waarbij iets opzettelijk in grote mate wordt overdreven. Het beoogde effect is versterkend en vaak ironisch of komisch. Door veelvuldig gebruik kan een hyperbool uitgroeien tot een vaste combinatie, of zelfs afslijten tot een cliché.
Een litotes is een stijlfiguur waarbij men door middel van een ontkenning of een verkleinvorm iets schijnbaar verkleint of afzwakt, maar juist met de bedoeling het des te sterker te doen uitkomen.
Metonymie is een vorm van figuurlijk taalgebruik. Een voorbeeld: 'Ik kocht een enkele reis.' Je bedoelt dan niet letterlijk dat je een reis kocht, maar een káártje voor een enkele reis. Je zegt dus eigenlijk net iets anders dan wat je bedoelt.