Wat is de verleden tijd van ervaren: ervaarde of ervoer? Ervoer en ervaarde zijn allebei juist. De sterke vervoeging ervoer, die het oudst is, komt het meest voor. Ervaren is van oorsprong een
ik ervaar, jij ervaart, wij ervaren. ik ervoer, wij ervoeren. ik heb ervaren.
door iets mee te maken, weten wat het is
` iets beleven.
de onvoltooid tegenwoordige tijd (of presens): hij woont, hij komt; de onvoltooid verleden tijd (of imperfectum): hij woonde, hij kwam; de voltooid tegenwoordige tijd (of perfectum): hij heeft gewoond, hij is gekomen; de voltooid verleden tijd (of plusquamperfectum): hij had gewoond, hij was gekomen.
De verleden tijd wordt zoals gezegd vaak gebruikt om een situatie te beschrijven die zich voor het moment van spreken of schrijven heeft afgespeeld. (10) Irene werkte gisteren in Delft. (11) Als kind woonde ik in Oudewater. Daar ging ik naar school en zat ik op volleybal.
Vroeger was 'ervoer' de verleden tijd van ervaren. Inmiddels is 'ervaarde' ook goed. Het sterke werkwoord heeft dus een zwakke alternatieve vervoeging gekregen.
Voor de verleden tijd van varen wordt soms ook wel vaarde gebruikt, maar die vorm wordt niet als standaardtaal beschouwd. Ook bij werkwoorden als afvaren, bevaren, blindvaren, rondvaren, uitvaren en welvaren is voer de vorm voor de verleden tijd.
Bij sterke werkwoorden (in de Algemene Nederlandse Spraakkunst 'onregelmatige werkwoorden' genoemd) verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lopen - liep - gelopen, wijzen - wees - gewezen, helpen - hielp - geholpen.
Het correct gespelde voltooid deelwoord van stressen is gestrest. De stam van stressen is stres. Bij de stam van een werkwoord van Engelse oorsprong behouden we de dubbele medeklinker alleen als die nodig is voor een correcte uitspraak van de voorafgaande klinker.
hing (verl. tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehangen (volt.
Beide vormen correct
Na wat speurwerk in de naslagwerken blijkt dat zowel woeien als waaiden correct zijn. Maar waaiden is het meest gebruikelijk.
Als de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd staat, dan gebruik je +te(n) of +de(n). Eerst pak je dus de stam (ik-vorm) en daar zet je +te of +de achter.Daarna kijk je of het werkwoord in het meervoud of het enkelvoud staat, bij meervoud zet je er ook nog een 'n' achter.
De toekomende tijd herken je aan het hulpwerkwoord zullen.
Antwoord. Standaardtaal is voer. Vaarde wordt soms wel gebruikt, maar het is geen standaardtaal.
Wat is de verleden tijd van leiden? De verleden tijd van leiden is 'leidde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geleid'.
Ervoer is in elk geval standaardtaal.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
Ik praatte. Jij praatte. Hij, zij, het praatte.
Vervoeging: ik kan, je kunt / je kan, u kunt / u kan, hij kan, wij kunnen. ik kon, wij konden. ik heb gekund.
De Nederlandse taal kent in totaal acht werkwoordstijden. Twee tijden maak je met alleen het werkwoord: de onvoltooid tegenwoordige tijd (ik speel, ik begrijp) en de onvoltooid verleden tijd (ik speelde, ik begreep).