VOC-schepen hadden vreemd genoeg niet één kapitein. Er waren twee mensen de baas: de schipper en de opperkoopman. De schipper moest het schip en de bemanning heelhuids in Batavia zien te krijgen. De opperkoopman werd door de VOC meegestuurd om te zorgen dat de reis zo snel en winstgevend mogelijk verliep.
In de achttiende eeuw bedroeg het aantal opvarenden van een schip tussen de 180 en 230. Ongeveer een derde van deze opvarenden waren mensen die als passagier meegingen. Kooplieden, ambachtslieden, ambtenaren en soldaten. De grootste groep aan boord werd gevormd door de bemanning.
De acties van de VOC
De compagnie dreef handel met verschillende Aziatische landen, zoals het latere Nederlands-Indië (Indonesië), de kaapkolonie (Zuid-Afrika), Ceylon (Sri-Lanka) en Japan. Ze verhandelde producten zoals specerijen, koffie, textiel en porselein.
Het menu op een VOC-schip
's Ochtends at men meestal gortepap, eventueel met pruimen en boter. Het middageten was de warme maaltijd en bestond uit een combinatie van rijst, erwten of bonen enerzijds en stokvis, rundvlees of varkensvlees anderzijds, alle drie in ruime mate gepekeld.
Een schip ging ongeveer 15 jaar mee. Naast het spiegelretourschip werden door de VOC nog andere, meestal kleinere scheepstypes gebruikt, zoals de hoeker, het galjoot, het jacht, de pinas en het fluitschip.
Overdag waren ze aan het vissen, lezen , schoonmaken of aan het kijken of er andere schepen aan kwamen. Op een piratenschip was niet zoveel eten en drinken. Daarom dronken veel piraten rum in plaats van water omdat dit langer goed bleef.
In totaal zijn van de meer dan 2000 VOC-schepen zo'n 675 schepen vermist of vergaan, dichtbij het vaderland of in den vreemde.
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was in de 17de en 18de eeuw het grootste handels-en scheepvaartbedrijf ter wereld. Met een vloot van meer dan honderd schepen, duizenden werknemers, zo'n dertig kantoren in Azië en zes vestigingen in de Republiek met elk hun eigen kantoren, pakhuizen en scheepswerven.
Eén van de bekendste VOC-schepen uit de roemrijke 17e eeuw is zonder twijfel de Batavia. Dit Nederlandse pronkstuk werd tussen 1627 en 1628 op de Peperwerf in Amsterdam gebouwd.
Artikel 1 van de Nederlandse Zeevaartbemanningswet definieert de bemanning van een schip als de "personen die een schip bemannen met inbegrip van de kapitein; de kapitein, de scheepsofficieren, de scheepsgezellen, en de overige opvarenden die in de monsterrol worden genoemd".
Een schip dat vanuit Nederland uitvoer voor een reis naar bijvoorbeeld Indonesië had voor negen maanden voedsel bij zich. Dat was op zichzelf ruim voldoende. De eerste plaats waar voedsel en water konden worden ingeslagen was Kaap de Goede Hoop en dat lag op vier maanden varen van Holland.
Een schip was een broedplaats voor ziektes, omdat iedereen gezamenlijk op een kleine ruimte leefde en er geen plek was om beter te worden voordat je de rest van de crew aanstak. Dood en verderf leefden samen met de bemanning onder dek. Alleen de sterksten overleefden, in combinatie met een beetje geluk.
De compagnie hield zich voornamelijk bezig met slavenhandel. De WIC had tot 1734 het monopolie op de Nederlandse slavenhandel. Deze vorm van handel werd ook wel trans-Atlantische slavenhandel of driehoekshandel genoemd.
De belangrijkste specerijen waren voor de VOC: peper, kaneel, kruidnagel, foelie en nootmuskaat. Deze exotische kruiden leverde in Europa veel geld op. Nootmuskaat, kaneel, kruidnagel en peper. Toen Europeanen de specerijen uit Azië net hadden ontdekt, werden de specerijen veel gebruikt als medicijn.
Het waren vooral economische motieven die de raadpensionaris van Holland, Johan van Oldebarnevelt, en stadhouder Prins Maurits ertoe brachten om de kooplieden tot samenwerking te dwingen. Dit resulteerde op 20 maart 1602 in de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
“Wereldwijd liggen er meer dan drie miljoen wrakken op de bodem van de zee. In onze Noordzee alleen liggen er meer dan 200 wrakken op de bodem, vaak uit de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
Hoe kwam het dat de VOC zo succesvol was? Antwoord: Omdat de VOC een monopolie had op de handel met Aziatische landen. Verder had het bevoegdheden die normaal alleen landen hadden, zoals het sluiten van handelsverdragen, het voeren van oorlog en het besturen van overzeese gebieden.
De West-Indische Compagnie (WIC), voluit de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie was een bedrijf uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden dat in 1621 werd opgericht als privaatrechtelijke onderneming met publiekrechtelijke taken; de WIC was verantwoording schuldig aan de Staten-Generaal van de Nederlanden.
Aan boord had alleen de kapitein een eigen hut. De anderen sliepen in hangmatten onder het dek. Er was geen toilet, alleen een plank boven het water. Soms zwierven piraten met hun schip wekenlang rond op zoek naar buit.
Het aantal aanvallen van piraten is het afgelopen jaar wereldwijd aanzienlijk toegenomen. Het Internationaal Maritiem Bureau (IMB) van de Internationale Kamer van Koophandel telde 210 gevallen. Een jaar eerder waren dat er nog 180.
Historische zwaarden, pistolen, geweren, dolken, bogen en pijlen, wapentuig en decoratieve items.
Het schip is gebouwd aan de hand van globale schetsen. Er zijn niet eerst gedetailleerde bouwtekeningen gemaakt, zodat ook de gewichtsberekening globaal was. Pas nu weten we het exacte gewicht: 580 ton.
De dagelijkse werkzaamheden van de zeelieden waren o.a. op de uitkijk staan en het bedienen van de zeilen en lenspompen. Verder teerden de matrozen het schip, verrichten zij allerlei reparaties onder leiding van de ambachtslieden en moesten zij elke dag 'schoonschip' maken.
Peper, Kruidnagelen, Muskaatnoten en Foelie, Kaneel, Rijst, Koffie, Thee, Suiker, Opium, Goud en Zilver, Koper, Tin, Porselein, Olifanten, Zijde, Kleden, effen/gestr., Kleden, gedecor.