Ja. Wanneer het betrekkelijk voornaamwoord naar personen verwijst en in de bijzin de functie van meewerkend voorwerp heeft, kan zowel die als wie worden gebruikt. Het gebruik van wie in plaats van die in zinnen als deze is minder gebruikelijk en is goeddeels beperkt tot de schrijftaal.
Om naar personen te verwijzen, is zowel met wie als waarmee correct. Het is aan te bevelen om in formele schrijftaal, bijvoorbeeld in zakelijke teksten, met wie te gebruiken als u naar personen verwijst. Veel taalgebruikers beschouwen die vorm als de meest verzorgde.
Als het verwijst naar een concreet woord, gebruik je die of dat. Zie de voorbeelden op deze pagina. Als het verwijst naar iets onbepaalds (bijvoorbeeld 'iets' of 'alles'), gebruik je wat of dat. Een zelfstandig naamwoord kan mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn.
Als een betrekkelijk voornaamwoord naar personen verwijst en in de bijzin de functie van onderwerp, lijdend voorwerp of naamwoordelijk deel van het gezegde heeft, gebruiken we in principe altijd die.
Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. “Deskresearch” is mannelijk (m) en “originaliteit” is vrouwelijk (v). Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord. Er zijn ook woorden die zowel mannelijk als vrouwelijk zijn, zoals “vlag”.
Is het de of het tikkie
In de Nederlandse taal gebruiken wij de tikkie.
Deze week is ook correct. Ik heb Willy deze week nog gesproken. Ik zal het Willy deze week nog vragen. Ik zie hem deze week nog.
Het betrekkelijk voornaamwoord welke is formeel. Het is aan te bevelen om het betrekkelijk voornaamwoord die te gebruiken bij enkelvoudige de-woorden en bij meervoudige woorden. De fiets die ik een jaar geleden kocht, is al stuk. Wie zijn de personen die in aanmerking komen voor een sporttrofee van het gemeentebestuur?
Wie kan alleen (een of meer) personen aanduiden en wordt gebruikt bij een zogenoemd ingesloten antecedent (wie = 'degene die': wie zoet is, krijgt lekkers), na voorzetsels (de mensen met wie ik samenwerk, de man aan wie ik het boek gaf) en in de spreektaal in de verbindingen wie z'n en wie d'r (de man wie z'n hoed op ...
De voornaamwoorden wie en wat verwijzen respectievelijk naar personen en zaken; welke kan gecombineerd worden met meervoudige substantieven en enkelvoudige de -woorden, welk met enkelvoudige het -woorden.
Naar personen verwijs je altijd met “wie” en nooit met “waar”. Wanneer een zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord gecombineerd wordt met een voorzetsel, gebruik je “daar” en “hier” + voorzetsel in plaats van “die” en “dat”.
Welk en welke worden gewoonlijk met een zelfstandig naamwoord gecombineerd: na welk volgt een het-woord; na welke een de-woord of een meervoudig woord. Op wat volgt geen zelfstandig naamwoord.
Of je de uitroep als o of als oh schrijft, hangt van de uitspraak af. De spelling o past bij de uitspraak met een 'open' o-klank, net als in zo en hallo. Oh heeft een 'doffere' o-klank, ongeveer als in door. De uitroepen o en oh bestaan allebei; ze kunnen onder meer vreugde, verdriet, verwondering en schrik uitdrukken.
Beide mogelijkheden zijn juist. Wel is er een klein verschil in betekenis. Een aantal X kan samengaan met een werkwoord in het enkelvoud (heeft, is, enz.) of in het meervoud (hebben, zijn, enz.).
(En: De meisjes die …) Over het algemeen geldt dat het betrekkelijk voornaamwoord die naar de-woorden verwijst en dat naar het-woorden. EZELSBRUGGETJE: Een slim trucje is om te kijken of de laatste letters overeenkomen: het meisje dat, de jongen die.
Onzijdige woorden zijn goed herkenbaar aan het lidwoord het, maar mannelijke en vrouwelijke woorden hebben allebei het lidwoord de. Daaraan kun je het dus niet zien. Helaas kun je vaak niet 'weten' of een woord mannelijk of vrouwelijk is; je moet het opzoeken, bijvoorbeeld op Woordenlijst.org.
Is het de of het regel
In de Nederlandse taal gebruiken wij de regel.
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden komt namelijk altijd de, voor onzijdige woorden altijd het. Soms hebben woorden twee geslachten, bijvoorbeeld én mannelijk én vrouwelijk, of én vrouwelijk én onzijdig. Als het woord én onzijdig is én daarnaast mannelijk of vrouwelijk, kun je kiezen of je er de of het voor zet.
Zowel wie is als wie zijn is correct. Als het vragend voornaamwoord wie onderwerp is, staat de persoonsvorm doorgaans in het enkelvoud, ook als het om meer dan één persoon of dier gaat. Als vaststaat dat het om meer personen gaat, is de meervoudsvorm ook mogelijk.
Het zelfstandig gebruikte betrekkelijk voornaamwoord welke kan worden gebruikt om te verwijzen naar woorden in het meervoud of naar de-woorden in het enkelvoud. Het kan dan altijd door het betrekkelijk voornaamwoord die worden vervangen.
Het woord 'waardoor' vraagt naar een oorzaak: iets wordt veroorzaakt door iets anders. 'Waarom' vraagt naar een reden: je doet iets om die reden.
Het antwoord is: het werk.
Is het de of het school
In de Nederlandse taal gebruiken wij de school.
Is het de of het dag? Een dag (dus niet de groet) maar het tegenovergestelde van nacht (of de andere betekenissen van het woord) hebben allemaal hetzelfde lidwoord, en dat is “de”. “Het dag” kun je beter niet gebruiken.