Belangrijkste prooien zijn zangvogels zoals mussen, mezen en spreeuwen. Het mannetje is een stuk kleiner dan het vrouwtje. De grotere vrouwtjes pakken ook wel grotere vogels, zoals Turkse tortels en leven in een meer open gebied.
Voedsel en jacht
Sperwers proberen bij de jacht hun prooien te verrassen, door gebruik te maken van dekking. Het vrouwtje jaagt ook meer in open gebied. Mannetjes jagen vooral op kleine zangvogels, vrouwtjes ook op soorten als merel en spreeuw.
Een sperwer bijvoorbeeld, een roofvogeltje van maar 160 tot 300 gram, heeft aan twee prooien per dag genoeg. Gemiddeld ongeveer 80 gram. Een nest met vijf jongen verorbert per dag 560 gram aan voedsel (mannetje en vrouwtje samen 160 gram, de vijf jongen elk 80 gram = 400 gram). Dat komt overeen met 14 zangvogels.
Vijanden van de sperwer
De havik, waar de vogel veel op lijkt – is echter de grootste vijand. Daarnaast vallen er veel slachtoffers doordat ze in tuinen met hoge snelheid tegen ramen aanvliegen.
Vogels die bidden, hebben zonder uitzondering een uitstekend gezichtsvermogen. Bekende "bidders" zijn soorten uit de families valken, sperwers (niet alle soorten), sternen en kerkuilen.
Afhankelijk van de soort maximaal 13-37 jaar.
Sperwers: Doden met de klauwen:
Het gevangen dier sterft snel aan inwendige bloedingen. De snavel van de sperwer dient uitsluitend als 'scheurapparaat' en komt pas in actie als de prooi dood is. De jager plukt de buit met zijn snavel zeer zorgvuldig en scheurt vervolgens het vlees uit het lichaam.
De vleugels zijn veel breder dan van valken, waarvoor ze vaak worden aangezien. Opvallend is het grote verschil in formaat tussen mannetje en vrouwtje. Vrouwtjes zijn groter en zwaarder dan mannetjes en jagen op grotere prooien. De lengte van kop tot staart varieert van 28 tot 38 centimeter.
De vleugels van sperwers zijn relatief kort en meer rechthoekig, terwijl die van de havik langer zijn in verhouding tot de staart, en puntiger van vorm. Een goed kenmerk is de vorm van de staartpunt: duidelijk afgerond bij haviken, de staart van sperwers heeft recht afgesneden hoeken.
Je kunt de sperwer goed herkennen aan de dwarse streping op de borst. In de vlucht zie je de korte afgeronde vleugels en een vrij lange staart. Heel kenmerkend is de vlucht van de sperwer: even slaan met de vleugels en dan even stil en doorglijden. Ook neef havik heeft deze kenmerkende vlucht.
In hun vliegbeeld vallen deze op door hun smallere vorm, meestal toegevouwen staart in vlucht en spitse en geknikte vleugels. Vertegenwoordiger zijn torenvalk, boomvalk, smelleken en slechtvalk.
Het voedsel bestaat uit wormen, insecten, bodemdiertjes, bessen en fruit.
Het mannetje slaat vaak kleinere prooien dan het vrouwtje en moet dus meer prooien vangen. Bij het slaan van een prooi zet hij zijn sterke poten in het lichaam van de prooi. Kleinere prooien zijn dan direct al dood, maar grotere prooien worden met zijn scherpe stevige snavel gedood.
Het vrouwtje van de havik is duidelijk groter dan het mannetje en is bijna even groot als een buizerd. Een klein(er) mannetje kan verwisseld worden met een sperwer. De havik heeft een wat langzamere, doch wat krachtigere vleugelslag dan de sperwer en heeft een kortere staart.
De oudste bekende wilde vogel is een Laysan-albatros. Ze heeft de naam 'Wisdom' gekregen, is nu 67 jaar en broedt nog elk jaar een ei uit! Dat is toch fantastisch. Veel zeevogels kunnen dankzij hun relatief veilige levensstijl vrij oud worden (rond de 40).
Een fuut leeft voornamelijk van vis van 2–10 cm, soms groter. De prooi wordt tot op een diepte van 2 tot 4 meter onder water achtervolgd. Een duik duurt zo'n halve minuut lang. In zeer helder water wordt soms vanaf het wateroppervlak gejaagd, dan kijkt de fuut met de kop onder water.
Ze zijn niet alleen nieuwsgierig, net als andere kraaiachtigen zoals Zwarte kraaien en Kauwen, beschikken ze over opvallende cognitieve vaardigheden: zijn ze intelligent en hebben een goed bevattingsvermogen. Zo zijn ze in staat om hun eigen spiegelbeeld te herkennen.
De kleinste roofvogels zijn dwergvalken met een vleugelspanwijdte van 15 centimeter.
De zeearend is veruit de grootste roofvogel die regulier voorkomt in ons land. Een vliegende zeearend is in alles imposant: groot, traag zwevend met af en toe zware vleugelslagen, de voor een roofvogel lange en dikke snavel recht vooruit, de robuuste klauwen klaar voor het grijpen van een prooi.
Torenvalken 'bidden' vaak langs de kant van de weg. Bidden is eigenlijk vliegend stilstaan in de lucht, zoals te zien in de foto boven dit artikel. Hij slaat snel met zijn vleugels, maar hangt op één plek en houdt zijn kop stil. Zo ziet hij alles op de grond, zelfs een onvoorzichtige muis, die hij meteen grijpt.