Deze uitvinding is te danken aan Guido van Arezzo. Hij voerde het hexachord in met de Guidonische lettergrepen: ut – re – mi – fa – sol – la. Deze lettergrepen komen van de beginlettergrepen van een hymne waarvan de eerste noot van iedere regel steeds een toon hoger begint.
Pas rond 1020 ontwierp de Italiaanse muziektheoreticus Guido van Arezzo de huidige muzieknotatie, waarbij de noten op lijnen staan die de hoogte aangeven.
Muziek is van alle tijden, maar muzieknoten bestaan pas sinds de achtste eeuw. Het westerse notenschrift ontwikkelde zich tot universele methode voor het noteren van zowel toonhoogte als –lengte, maat- en toonsoort. De oude Grieken hebben al technieken om van blad te kunnen muzieken.
Het notenschrift – en daarmee de notenbalk – is oorspronkelijk bedoeld voor notatie van zangpartijen. De notenbalk is ontstaan tegen het jaar 1000. Er werd namelijk steeds meer in kerken gezongen en men zocht een eenduidige muzieknotatie. De vinding wordt toegeschreven aan Guido van Arezzo.
Een van de twee meest belangrijke sleutels is de G-sleutel. De sleutel is een teken/symbool dat altijd vooraan de notenbalk staat. Deze geeft, de naam zegt het al, de stamtoon G aan (boven de centrale C). De 'buik' van de G-sleutel krult om de tweede lijn van de notenbalk heen.
Veel muziekstukken hebben één of meerdere 'vaste voortekens', ook wel voortekening genoemd (in het Engels: key signature). Dat zijn kruisen of mollen die aan het begin van de notenbalk vermeld worden.
Een kruis (♯) voor een noot geeft aan dat deze met een halve toon verhoogd moet worden, net als elke volgende noot met dezelfde toonhoogte (ook octaven hoger of lager) in die maat.
De langste notenduur die in onze tijd in het algemeen gebruikt wordt is de hele noot. Vaak wordt daar een waarde van vier tellen aan toegekend als de teleenheid de kwartnoot is. In vroeger eeuwen hebben nog langere notenwaarden dan de hele noot bestaan. Een oude naam voor de hele noot is de semibrevis.
De viool- of G-sleutel is het teken aan het begin van de notenbalk dat bepaalt dat de noot door het tweede lijntje van onder als de toon g klinkt.
Een akkoord is de samenklank van drie of meer tonen die zodanig samenklinken dat zij voor het muzikale oor samensmelten tot een gestalte. Let wel: een samenklank van twee tonen heet een tweeklank en wordt niet tot de akkoorden gerekend en veelal aangeduid met het overeenkomstige interval.
Het tweede wordt o.a. in België en Frankrijk gebruikt. Bovenstaande kun je ook gebruiken om te vertalen, want C = Do, D = Re enz.
Klavarskribo (Esperanto voor klavierschrift), ook Klavar, is een notenschrift voor muziek dat rond 1931 ontworpen is door de Nederlander Cornelis Pot, mede op basis van ervaringen elders met beter aan de ontwikkeling van westerse muziek aangepaste systemen.
Muziek is een vorm van kunst die door mensen wordt gemaakt door muziek-instrumenten te bespelen of te zingen.
Ars antiqua
In deze stijlperiode ontwikkelt de muziek zich tot een steeds vrijer wordende polyfonie. Aanvankelijk nog sterk op het gregoriaans georiënteerd, waarbij deze oude melodieën als het ware 'opgerekt' werden tot een veelvoud van hun normale duur, werd deze gregoriaanse tenor geleidelijk aan ook weggelaten.
De zeven sleutels. Door plaatsing van een muzieksleutel op de notenbalk wordt dus een lijn van de balk aangewezen waarop de door de sleutel bepaalde toon ligt. In principe kan elke sleutel op elke hoogte geplaatst worden. Niet elke plaatsing is even gebruikelijk.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
Een noot die twee keer zo klein is noemen we dan een achtste noot en is dus een halve tel (er passen twee van deze noten in één tel). Je ziet dat de achtste noot er uitziet als een kwart noot met een vlaggetje aan de stok.
In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst. In het muzikale alfabet liggen de E en de F tegen elkaar aan, en ook de B en de C. Tussen die noten zitten halve toonafstanden. Tussen alle andere noten in het muzikale alfabet liggen hele toonafstanden.
Wat is een achtste rust gelijk aan? Achtste rust is gelijk aan de duur van een achtste noot: 1/2 a BEAT. De ACHTSTE RUST. Achtste rusten hebben één boog, net als één vlag of straal van de achtste noot.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij.
De F (ook wel fa genoemd) is een toon die een halve toonsafstand hoger ligt dan de E en een hele toonsafstand lager dan de G. Als de toon zich in een laag octaaf bevindt, wordt de naam in het Nederlands met een hoofdletter geschreven (F), in een hoger octaaf schrijft men f, al dan niet met toegevoegd teken.
Het ezelsbruggetje voor de mollen
De toonladder van F heeft 1 mol en die van Ab heeft er 4.
Een C met kruis wordt dan Cis (spreek uit als "sies"), een D met kruis wordt Dis ("dies"), enzovoort. Zo ook bij een E met kruis (Eis, spreek uit als "ee-ies") of A met kruis (Ais, spreek uit "aa-ies"). Bij een noot met mol komt er achter de letter van de noot "-es" bij.
Bijv. met de klok mee na de Fis een kwint hoger is Cis. De toonladder van Cis krijgt dan 7 kruizen.